1 Aeneïs Prooemium

Arma virumque cano, Troiae qui primus ab oris

Ik zing over de wapenfeiten en de man, die als eerste vanaf de kust van Troje
Italiam, fato profugus, Laviniaque venit

naar Italië is gekomen, verbannen door het lot, en naar de Lavinische

litora, multum ille et terris iactatus et alto

kust, nadat hij veel heen en weer geslingerd was zowel op land als op zee
vi superum saevae memorem Iunonis ob iram;

door de kracht van de goden vanwege de onverzoenlijke toorn van de wrede

Iuno;
5 multa quoque et bello passus, dum conderet urbem,

nadat hij ook veel in de oorlog had geleden, totdat hij een stad zou stichten,
inferretque deos Latio, genus unde Latinum

en de goden naar Latium zou brengen, vanwaar het Latijnse geslacht

Albanique patres atque altae moenia Romae.

en de Albaanse voorvaderen en de muren van het hoge Rome.

Musa, mihi causas memora, quo numine laeso

Muze, breng mij de oorzaken in herinnering, door welke krenking van haar
goddelijke macht
quidve dolens regina deum tot volvere casus

of wat betreurend de koningin van de goden de man

10 insignem pietate virum, tot adire labores

opvallend door zijn plichtsgetrouwheid, heeft aangezet zoveel lotgevallen te

ondergaan, zoveel inspanningen te doorstaan.
impulerit. Tantaene animis caelestibus irae?

Is er zoveel toorn in de hemelse harten?

Vragen tekst 1 en verdieping 2

1.
arma: de oorlog in Italië (cf. Ilias)
virum: de (lotgevallen van de) man (cf. Odyssee)
2.
vanwege het Paris-oordeel
3.
a.de heldenstrijd van de man
b.dat ze slechts de oorlog gaat beschrijven en niet zijn tocht vanuit Troje
4.
c.d’Hane: bezing ik; Schrijvers: mijn verhaal gaat over
d.d’Hane: staat dichter bij de Latijnse tekst; doet meer recht aan
taakverdeling: Vergilius bezingt, maar Muze inspireert; Schrijvers
suggereert dat het het verhaal van Vergilius is.
5.
e.fato
f.gramm: hij maakt van het ppp een persoonsvorm
inhoud: minder sterk; lijkt op eigen keuze i.p.v. gedwongen door het lot