Professional Documents
Culture Documents
Kada
Kada
Kada
Goal
- Adjectives
- Verb To have
- Asking a Question
- Pronunciation
Summary
- Prepositions
- Clock reading
- Verb to be
Adjective
- Property of a noun
- Word order: (Adj.) (Noun)
- -e
meisje
Licht Zwaar Hard Zacht
Oud Jong
Groot
Makkelijk Moeilijk
Klein
Zilver Goud
Other adjectives
- Aardig - Kind
- Stout - Bad
- Goed - Good
- Lief - Sweet
- Kapot - Broken
Watch out here!
- WH vragen
Wie
- Who
- Wie is dat meisje?
- If you ask for persons
Wat
- What
- Wat is je doel?
- Wat voor vlees eten we?
- Asking for a thing
Waar
- Where
- Waar is het postkantoor
- Asking for a place
Waarom
- Why
- Waarom was je zo laat
- Asking for a reason
Wanneer
- When
- Wanneer is het feestje?
- Asking for a time
Hoe
- How
- Hoe ga je naar huis
- Asking for a way of doing something
Examples
- Hoe ga je fietsen
- Jan roept. Waarom roept Jan? (QVP)
Try this yourself
- …. is het feestje(tijd)
- …. leer je voor de toets(manier)
- …. spreken we af(plaats)
Verb ‘‘to have’’
How to pronounce ‘‘Sch’’
- Rules
Sch-
- sg -> ch (g)
- Scheef
-sch
- S
- Fantastisch
Schr-
- Sr
- Schrijven
Words with Sch
- Opscheppen
- Schrift
- Fantastisch
- Opschrijven
Friesland Groningen
Basic info
- Leeuwarden, Groningen
- 650.000, 600.000
- Fries, Gronings
Famous things
Dialect
lit jo namme hillige wurde, Dat Joen Noam hailegd worden zel,
Restaurant
Sauzen
Tafel
Bank Bestek
Stoel Kruk Vork Mes Lepel
Other words
A: Drie maal champignonsoep en een mosterdsoep. Voor Hoofdgerecht had ik graag een Biefstuk
met gekookte aardappelen maar in plaats van gekookte aardappelen graag friet
B: Ok, verder nog iets?
A: Verder 3 maal de dagschotel
later
B: Wie had er een mosterdsoep?
A: Ik
later
B: En heeft de soep een beetje gesmaakt?
A: Jazeker hoor! het was erg lekker
later
B: Ik heb een maal Biefstuk met friet, en nog 3 keer een dagschotel
A: Ik had de biefstuk
Dialogue (3)
A: Kunt u mij uitleggen waaruit de dagschotel bestaat?
B: De dagschotel bestaat uit asperges met een sausje van het huis geserveerd met erwten en een kippenpootje
A: Bedankt
B: Laat het jullie smaken!
later
A: Ober, mag ik betalen?
B: Dat mag, Pinnen of contant?
A: Pinnen
B: Loop maar even mee
A: Ok
B: 4 drankjes, 3 dagschotels en een biefstuk: Dat wordt dan €42,69 (twee-en-veertig euro en negen- en-zestig
cent)
A: Moet de pas hier in?
B: Ja. Dan mag u nu de pincode intoetsen
A: Gelukt. Mag ik het bonnetje?
Classroom code
https://classroom.google.com/c/MjUwNDM5MDIzNzI1?cjc=semrpu3