Professional Documents
Culture Documents
A2 Les 4 NIA 21 060921
A2 Les 4 NIA 21 060921
A2 Les 4 NIA 21 060921
conjuncties
Leestekst:
Jongeren 6,5 uur per dag bezig met media
Vocabulaire – reacties
Beroepen raden
Huiswerk
Lezen en luisteren:
• Tekst p. 31/32
• Vocabulaire p. 32 t/m 35: kies 5 woorden die je wilt gebruiken in je
dagelijks leven. Maak hiermee een zin. (inleveren)
Maken: (vocabulaire)
• Opdracht 18 p. 35/36 (Gebruik de sleutel op pagina 267.)
• Opdracht 19 p. 36/37: kies 5 zinnen uit de nrs. 1 t/m 16 (inleveren).
Huiswerk (vervolg)
Website:
Spreken voorbereiden:
Woorden oefenen
Lezen
Nederlands in actie
Bladzijde 30
Opdracht 15
Lezen
Nederlands in actie
Bladzijde 32
Opdracht 16
Indirecte rede
Nederlands in actie
Bladzijde 37/ 38
Grammatica: directe rede/ indirecte rede
De interviewer vraagt aan Mark wat hij zo leuk aan zijn werk vindt.
De interviewer vraagt aan Mark wat hij zo leuk aan zijn werk vindt.
Nederlands in actie
Bladzijde 38/39
Opdracht 21
Grammatica: directe rede/ indirecte rede
Nederlands in actie
Bladzijde 40
Opdracht 22
Hij zegt dat…Zij zegt dat…
• Ik vind Nederlanders……
• Ik vind katten…
• Ik vind reizen met de trein….
• Ik vind Amsterdam….
• Ik vind vroeg opstaan….
• Ik vind Eindhoven…
• Ik vind Nederlandse grammatica….
• Ik vind boodschappen doen….
• Ik vind Koningsdag……..
Stellingen over..
• Nederlandse huizen
• Nederlandse dokters/ de Nederlandse gezondheidszorg
• De Nederlandse taal
• Het openbaar vervoer in Nederland
• Het Nederlandse klimaat
• Eindhoven
• Sociale media/ Facebook
• Sporten
• Werken/ studeren
Grammatica: directe rede/ indirecte rede
Nederlands in actie
Bladzijde 40
Opdracht 23
Grammatica: directe rede/ indirecte rede
Voorbeelden:
Nederlands in actie
Bladzijde 43
Opdracht 29a
Luisteren en spreken
Lezen
“Solliciteren in zeven stappen”
Nederlands in actie
Bladzijde 43
Opdracht 27
Wat geeft jou voldoening?
Schrijf jij netjes? Kunnen anderen het altijd goed lezen?
Maakt het jou uit of je ’s avonds les hebt of overdag?
Arabisch is een moeilijke taal om te schrijven, althans dat zegt men. Klopt dat?
Hoe kun je bijdragen aan een beter milieu?
Noem eens een product dat bekend is in de hele wereld.
Wie heeft Amerika ontdekt?
Wat drijft op water, hout of ijzer?
Op welke manieren kun jij een bericht overbrengen?
Soms is er op televisie een actie voor een goed doel. Kun je een
voorbeeld geven van een goed doel?
Kun jij je computer aan je televisie koppelen?
Was/is er in jouw studie ook een stage?
Sommige sportclubs geven een vergoeding aan de trainers.
Hoeveel geld krijgen die dan, denk je?
Zeg jij tegen anderen wat jouw inkomen is?
Hoe boek jij je vakanties meestal? Via internet of bij een
reisbureau?
Wat is hier in de stad te beleven in het weekend?
Waar kijk jij naar uit?
Taboe woorden hoofdstuk 1 (bladzijde 46)
Huiswerk
Schrijven:
Opdr. 24 p. 40/41 (inleveren)
Preposities:
Opdracht 30 blz. 44
Opdracht 31 en 32 p. 45
Studeren:
Vocabulaire H1 p. 46
Website:
Extra opdrachten/H1/ grammatica/opdr. 3, 4, 5
(indirecte rede)
Extra opdrachten/H1/vocabulaire/opdracht 2:
werkwoord kiezen.
Schrijven:
• Taalbiografie p. 48 (inleveren)