Download as ppt, pdf, or txt
Download as ppt, pdf, or txt
You are on page 1of 19

De grot van de Sibylle

De reizen van Aeneas vanaf Troje. De ontmoeting met de Sibylle heeft


plaatsgevonden in het laatste deel van zijn reis, in de buurt van Cumae. Vlak voor
hij Latium zal gaan stichten dus.
De Sibylle van Cumae. Op de linker
afbeelding zie je haar in haar grot
met de Vesuvius op de achtergrond.
42 Excisum Euboicae latus ingens rupis in antrum,
quo lati ducunt aditus centum, ostia centum,
44 unde ruunt totidem voces, responsa Sibyllae.
Uitgehakt (is) de zijwand van de Euboïsche rots tot een enorme
grot, waarheen 100 brede kloven leiden, 100 openingen,
waarvandaan evenveel stemmen stromen, de antwoorden van
de Sibylle.

42 excisum – onzijdig, omdat latus onz. is


ww. est ontbreekt: ellips
Euboicae congr. met …….. ?
rupis (hyperbaton)
De rots wordt Euboicae genoemd, omdat Cumae gesticht was door
Chalcidike (Chalkis), een stad op het Griekse eiland Euboia (poeta
doctus) – zie volgende dia.
43 aditus centum, ostia centum – welke stijlfiguren?
repetitio van centum, asyndeton, parallellie
44 voces, responsa – asyndeton.
Chalkis op Euboia
45 Ventum erat ad limen, cum virgo ‘poscere fata
tempus’ ait; ‘deus ecce deus!’
Ze waren bij de ingang gekomen, toen de maagd zei:
het is tijd om de orakels te vragen; kijk, de god, de god!

45 ventum erat – van venire; onpersoonlijke uitdrukking;


onderwerp = Aeneas en Sibylle
virgo – wie wordt bedoeld?
de Sibylle
46 tempus – vul aan est (ellips)
deus – welke god wordt bedoeld en hoe wordt hij
verderop in de tekst genoemd?
Apollo, (56) Phoebus
46 Cui talia fanti
ante fores subito non vultus, non color unus,
48 non comptae mansere comae;
Bij haar, terwijl zij dergelijke dingen zei
voor de ingang, bleven plotseling niet de gezichtsuitdrukking,
niet de gelaatskleur hetzelfde, niet de verzorgde haren;

46 cui – rel aansl. Verw. naar virgo (45)


talia – onz mv van talis (dergelijke dingen / woorden)
fanti – dat. ev PPA van het ww fari (deponens),
een typisch Vergilius-werkwoord voor ‘zeggen’ (onthouden!!); vaak ook
wordt het PPP hiervan gebruikt: fatus / fata
= nadat hij/zij had gezegd
47 non color unus – ze krijgt dus een andere kleur fari
48 mansere – welke vorm en hoe zie je dat?
3e mv perf Act; - ere = -erunt; lijkt op een infin,
maar hier zie je een perf.stam (mans- v. manēre)
47-48 Welke stijlfiguren zie je?
trikolon (vultus, color, comae), repetitio van non, asyndeton,
alliteratie (comptae comae)
48 sed pectus anhelum,
et rabie fera corda tument, maiorque videri
50 nec mortale sonans, afflata est numine quando
iam propiore dei.
maar haar borst is hijgend
en haar wilde hart is gezwollen door razernij, en ze is groter
om te zien en niet sterfelijk klinkend, aangezien zij bezield is
door de reeds dichtbije macht van de god.

48 ellips van est


49 rabie – welke naamval?
abl van rabies
50 mortale – onz van mortalis;
onz hier als bijwoord gebruikt
numine congr met (51) propiore (hyperbaton)
51 propiore – (compar) congr met numine
51 Cessas in vota precesque,
Tros’ ait ‘Aenea? Cessas? Neque enim ante dehiscent
53 attonitae magna ora domus.’ Et talia fata
conticuit.
Aarzel je om over te gaan tot beloftes en gebeden,
Trojaan Aeneas? zei ze, aarzel je? Want niet eerder zullen zich
openen de grote openingen van het bezielde huis. En nadat zij
dergelijke dingen had gezegd, zweeg ze.

51-52 cessas, cessas – repetitio; legt extra nadruk op de aarzeling van


Aeneas.
51 vota, preces – preces is het uiten van wat je wil (je wensen dus),
vota is de belofte die je ervoor in ruil doet aan de god.
52 Aenea – voc van Aeneas
neque enim ante – niet eerder dan wat?
dan dat Aeneas overgaat tot
vota precesque.
53 attonitae hoort bij domus (gen ev V)
fata – wat is dit voor woord?
PPP van fari
54 Gelidus Teucris per dura cucurrit
ossa tremor, funditque preces rex pectore ab imo:
Een koude siddering trok bij de Trojanen door de harde
botten, en de koning stort(te) gebeden uit vanuit het diepst
van zijn hart:

54 gelidus congr met (55) tremor; hyperbaton; extra nadruk op gelidus.

Waar schrikken ze zo van?


van de verandering in de Sibylle
Waar hoort dura bij?
bij (55) ossa
Teucris – andere naam voor Trojanen
55 fundit – verklaar de tijd
praes historicum (cucurrit is wel perf)
56 Phoebe, graves Troiae semper miserate labores,
Dardana qui Paridis derexti tela manusque
58 corpus in Aeacidae,
Phoebus, altijd medelijden hebbend met het zware lijden
van Troje, die de Trojaanse wapens van Paris heeft gericht
en de handen naar het lichaam van de kleinzoon van
Aeacus,
Phoebus Apollo

56 Phoebus = Apollo; hielp Trojanen in Trojaanse Oorlog. Hielp ook Paris


om Achilles precies in zijn achillespees te schieten.
miserate – voc van miseratus (=ppp van deponens miserari).
Congr. met ?
Phoebe
57 direxti = direx-isti, 2e ev perf; Aeneas
spreekt Apollo direct aan
58 Aeacidae – patronymicum
(= Achilles)
Paris (links) schiet m.b.v. Apollo
(midden) Achilles neer.
58 magnas obeuntia terras
tot maria intravi duce te penitusque repostas
60 Massylum gentes praetentaque Syrtibus arva:
zoveel grote landen omgevende zeeën heb ik bereisd onder
jouw leiding en langs de verafgelegen volken van de
Massyliërs en de kusten, gelegen voor de Syrten:

58 obeuntia – ppa, congr. met (59) maria; terras is lijd vw bij obeuntia.
59-60 maria, gentes, arva: trikolon
61 Iam tandem Italiae fugientes prendimus oras.
Hac Troiana tenus fuerit fortuna secuta;
Nu eindelijk bereiken wij vluchtend de kusten van Italië / de
vluchtende kusten van Italië. Moge het Trojaanse lot ons tot
hier gevolgd hebben.

61 fugientes kan grammaticaal bij het onderwerp (wij) horen en bij oras.
62 Troiana fortuna = het noodlot (Troje is immers vernietigd).
fuerit – coni perf. Het perfectum geeft aan, dat Aeneas wenst, dat
het lot dus nu klaar is met volgen en dat het hen nu beter zal
gaan (dankzij de hulp van Apollo)

Een verzoek aan een god wordt vaak ingeleid door redenen, waarom
de god zou helpen. Wat zijn de 2 dingen die Aeneas noemt?
- Apollo heeft Trojanen eerder geholpen
- Aeneas heeft lange reis gemaakt
63 vos quoque Pergameae iam fas est parcere genti,
dique deaeque omnes, quibus obstitit Ilium et ingens
65 gloria Dardaniae.
Het is geoorloofd dat jullie ook het Trojaanse volk nu sparen,
alle goden en godinnen, aan wie Ilium aanstoot gaf en de
grote roem van Troje.

63 Pergamum – streek waar Troje in lag


iam fas est … parcere – Aeneas bedoelt, dat ze dit tot nu toe niet
hebben gedaan (maar nu wel moeten gaan doen)
64 di-que deae-que – polysyndeton
di = dei (mv van deus)
obstitit + dat – aanstoot geven
= ergernis veroorzaken bij
quibus obstitit …: denk bv aan Iuno die Troje
steeds tegenwerkte.
65 Tuque, o sanctissima vates,
praescia venturi, da (non indebita posco
67 regna meis fatis) Latio considere Teucros
errantesque deos agitataque numina Troiae.
En jij, zeer heilige profetes, wetend van het komende, geef
(ik vraag niet een rijk dat mij door het lot niet toekomt) dat
de Trojanen zich vestigen in Latium en de rondzwervende
goden en de opgejaagde goddelijke machten van Troje.
65 tu = Sibylle, aangesproken als een soort godin die ook
wensen kan vervullen.
66 venturi – welke vorm van welk ww?
ptc fut van venire
onzijdig, zelfst gebruikt
venturum = datgene, wat zal komen
da – imper van dare +AcI)
68 errantes deos, agitata numina – welke
Latium, de streek
goden bedoelt Aeneas? waar nu Rome in
de Penates van Troje, voor wie hij ligt
een nieuwe stad moest stichten.
69 Tum Phoebo et Triviae solido de marmore templum
instituam festosque dies de nomine Phoebi.
71 Te quoque magna manent regnis penetralia nostris:
Dan zal ik voor Phoebus (Apollo) en voor Trivia (Diana) een
tempel uit stevig marmer oprichten en feestdagen naar de
naam van Phoebus. Ook jou wacht een grote tempelruimte
in ons rijk:

69 tum – nl. als de Trojanen zich in Latium hebben gevestigd.


Vanaf deze regel beginnen de vota, de beloften die
Aeneas gaat doen als dank voor de hulp van Apollo.
solido de marmore – marmer werd in Aeneas’ tijd
helemaal nog niet gebruikt. Wel in Augustus’ tijd!
Augustus is een soort nieuwe Aeneas, vervult diens
belofte.
70 instituam - futurum

Diana, tweelingzus van Apollo


72 hic ego namque tuas sortes arcanaque fata
dicta meae genti ponam, lectosque sacrabo,
74 alma, viros.
Want hier zal ik jouw orakeluitspraken en geheime
lotsbeschikkingen uitgesproken voor mijn volk, opbergen,
en ik zal tot priester maken uitgekozen mannen,
goedgunstige.

72 hic / tuas – waarnaar verwijst dit?


hic = templum (69) tuas = vates / tu (65)
tuas sortes arcanaque fata = de Sibyllijnse boeken
74 alma = de Sibylle
Volgens de legende had de Sibylle de 12
Sibyllijnse boeken aan koning Tarquinius
Superbus aangeboden. Die vond ze echter te
duur, waarna de Sibylle er telkens 3 in het
vuur wierp. De laatste drie heeft Tarquinius
uiteindelijk voor veel geld maar wel gekocht,
omdat hij toen pas snapte iets waardevols in
handen te hebben.
74 Foliis tantum ne carmina manda,
ne turbata volent rapidis ludibria ventis;
76 ipsa canas oro.’ Finem dedit ore loquendi.
Vertrouw niet slechts aan de bladeren de voorspellingen /
zangen toe, opdat ze niet wegvliegen, opgejaagd als
speelballen voor de snelle winden; ik smeek (dat) jij ze zelf
zingt.’ Hij gaf met zijn stem een einde van zijn/het spreken.

76 ipsa – vrouwelijk; hieraan kun je zien, dat deze


wens nog aan de Sibylle is gericht.
canas – coni praes (oro ut … canas)
loquendi – gerundium , genit.

You might also like