Vergilius Aeneis 6.384-416

You might also like

Download as ppt, pdf, or txt
Download as ppt, pdf, or txt
You are on page 1of 17

Afvaart van

Aeneas

De
confrontatie
met Charon
384 Ergo iter inceptum peragunt fluvioque propinquant.
Dus gaan ze verder met de begonnen reis en naderen ze de
rivier.

384 inceptum – ppp van incipere; onzijdig, omdat iter onz. is.
peragunt / propinquant – praes historicum; ond = Aeneas en de
Sibylle
fluvio – nl. de Styx
385 Navita quos iam inde ut Stygia prospexit ab unda
per tacitum nemus ire pedemque advertere ripae,
387 sic prior aggreditur dictis atque increpat ultro:
En zodra de veerman hen al vandaar vanaf het Stygische
water zag gaan door het zwijgende bos en hun voet naar de
over (zag) richten, viel hij hen eerst zo aan met woorden en
snauwde uit eigen beweging:

385 navita = Charon


quos - relatieve aansluiting; in vert. aanw / pers vnw gebruiken (hen)
bedoeld zijn Aeneas en de Sibylle
387 Welke stijlfiguur zie je?
chiasme:
prior aggreditur
increpat ultro
388 ‘Quisquis es, armatus qui nostra ad flumina tendis,
fare age, quid venias, iam istinc et comprime gressum.
Wie je ook bent, die gewapend naar onze rivieren komt,
zeg, kom op, waarom je komt, reeds vandaar en sta stil.

388 es, tendis – gezegd tegen Aeneas, gezien het


mannelijke woord armatus
389 fare – imper van fari
(bij deponentia eindigt de imper ev op –re)
venias – coni praes. Waarom coni?
afh. vraag
iam istinc – dus Aeneas mag niet dichterbij
komen tot hij antwoord heeft gegeven.
390 Umbrarum hic locus est, somni noctisque soporae:
corpora viva nefas Stygia vectare carina.
Dit is de plaats van de schimmen, van slaap en
bedwelmende nacht: het is niet toegestaan met de Styx-
boot levende lichamen te vervoeren.

390 umbrarum – met welke


woordgroep uit de volgende zin
vormt dit een tegenstelling?
corpora viva
(zoals bv Aeneas)
392 Nec vero Alciden me sum laetatus euntem
accepisse lacu, nec Thesea Pirithoumque,
394 dis quamquam geniti atque invicti viribus essent.
Maar ik ben verheugd dat ik Heracles, terwijl hij kwam, op
het meer heb ontvangen, en niet Theseus en Pirithoüs,
hoewel zij zonen van de goden waren en onoverwinnelijk
door hun krachten.

392 Alciden = Heracles: kwam Cerberus halen uit de Onderwereld –


één van zijn opdrachten.
Theseus / Pirithous: kwamen Persefone (Proserpina) ontvoeren
Ook Aeneas noemde deze verhalen
tegen de Sibylle (vgl. 6.120-123, p. 64)
394 dis quamquam geniti – volgens
Charon mogen zij dus meer dan
gewone mensen; maar Aeneas is
ook een godenzoon!
dis geniti invicti viribus - chiasme
395 Tartareum ille manu custodem in vincla petivit
ipsius a solio regis traxitque trementem;
397 hi dominam Ditis thalamo deducere adorti.’
Hij (H) sloeg met zijn hand de bewaker van de Onderwereld in
de boeien van de troon van de koning zelf en hij sleurde hem
trillend mee; zij (T+P) hebben het ondernomen de meesteres
van de Onderwereld uit de slaapkamer weg te voeren.

395 ille = Heracles


Wie is dan de Tartareum custodem?
Cerberus
396 ipsius regis = Hades
trementem – van wie zegt dit woord iets?
acc, dus van het lvw
(= Tartareum custodem)
397 hi = Theseus en Pirithous
dominam Ditis = Persefone (Proserpina)
adorti (sunt; ellips) – zij hebben het ge-
waagd / ondernomen om
398 Quae contra breviter fata est Amphrysia vates:
Nullae hic insidiae tales (absiste moveri),
400 nec vim tela ferunt;
De Amphrysische profetes heeft hierop kort gesproken:
Hier (zijn) geen dergelijke hinderlagen (zie er vanaf je
zorgen te maken) en wapens brengen geen geweld;

398 Quae – welke constructie?


relatieve aansluiting
quae contra – tegen deze dingen, hierop
399 insidiae tales - waarop doelt de Sibylle?
op trucs als Heracles en
Theseus gebruikten om toch
in de onderwereld te komen.
400 licet ingens ianitor antro
aeternum latrans exsangues terreat umbras,
402 casta licet patrui servet Proserpina limen.
de reusachtige poortwachter in zijn grot eeuwig blaffend
mag gerust de bloedloze schimmen bang maken,
de kuise Proserpina mag in het huis van haar oom blijven.

400 ianitor – Cerberus


402 patrui – Hades; Proserpina was een dochter van Jupiter. En
Jupiter was een broer van Hades. Dus was Hades (ook) de oom
van Proserpina.
Stamboom van de Griekse goden
403 Troius Aeneas, pietate insignis et armis,
ad genitorem imas Erebi descendit ad umbras.
De Trojaan Aeneas, opvallend door plichtsbesef en
wapenfeiten, daalt af naar zijn vader, naar de diepste
schimmen van de Onderwereld.

404 genitorem = Anchises


In tegenstelling tot de
Heracles etc. heeft Aeneas
dus een goede reden om de
onderwereld in te gaan:
bezoek aan zijn vader.
Waarom moest hij zijn vader
ook al weer gaan zoeken?
Om van hem zijn toekomst
te horen, dus hoe hij verder
moest en waarheen. Dus
pietas = plicht (405)
405 Si te nulla movet tantae pietatis imago,
at ramum hunc’ (aperit ramum qui veste latebat)
407 ‘agnoscas.’
Als het beeld van zo groot plichtsbesef jou helemaal niet
beweegt, moge jij dan deze tak (ze liet de tak zien die ze
onder haar kleed verborg) herkennen.

403-405 – twee keer het woord pietas. Kenmerk van Aeneas en hier
ook het argument om hem over te zetten: hij doet immers wat hem
door de goden is gevraagd.
405 te – Charon
406-7 Verklaar de ww.tijden in deze zinnen.
406 aperit – praes dramaticum
latebat – impf ; lange duur
407 agnoscas – coni van wens
407 Tumida ex ira tum corda residunt;
nec plura his.
Dan bedaart na de woede z’n gezwollen hart; en niet meer
dan dat (zei ze).

407 tumida corda – dichterlijk mv.;


bedoeld is het hart van Charon
ex ira – dus Charon was eerst boos dat
iemand probeerde over te steken.
Wat veranderde die woede?
Het zien van de tak: iemand kon
alleen de tak hebben, als het zijn
lot was de onderwereld in te gaan;
dus dan vinden de goden het goed.
408 his – abl. comparationis Charons Boot door de
schilder Paco Garcia
408 Ille admirans venerabile donum
fatalis virgae longo post tempore visum
410 caeruleam advertit puppim ripaeque propinquat.
Hij, het eerbiedwaardige geschenk bewonderend van de tak
van het noodlot wendt na (hem) na lange tijd te hebben
gezien de donkerblauwe achtersteven en nadert de oever.

408 ille = Charon


409 longo post tempore – dus het was lang
geleden, dat iemand met de gouden tak was
langs gekomen.
visum congr. met donum
411 Inde alias animas, quae per iuga longa sedebant,
deturbat laxatque foros; simul accipit alveo
413 ingentem Aenean.
Daarna jaagt hij de andere schimmen, die verspreid over de
lange roeibanken zaten, weg en maakt de dekken vrij;
tegelijkertijd ontvangt hij in zijn bootje de reusachtige
Aeneas.

413 ingentem Aenean - Aeneas leeft, dus is veel zwaarder. Let ook
op scansie: allemaal lange lettergrepen benadrukt dat zware:
_ _ x _ __
ingentem Aenean
* -tem: elisie (eindigt op –m en vol-
gende woord begint met klinker)
* Aenean : de –e- is lang omdat het
een Grieks woord is, Aijneiva~,
waarbij het een tweeklank is,
413 Gemuit sub pondere cumba
sutilis et multam accepit rimosa paludem.
Onder het gewicht kreunde het gevlochten
bootje en het nam, vol openingen, veel moeras(water) op.

414 sutilis – enjambement


Nadruk op nietigheid van
bootje vergeleken met de
grote Aeneas.
415 Tandem trans fluvium incolumes vatemque virumque
informi limo glaucaque exponit in ulva.
Eindelijk zet hij aan de andere kant van de rivier ongedeerd de
profetes en de man neer in de vormloze modder en het
grijsgroene riet.

415 tandem – het is dus een trage, moeilijke reis

You might also like