Professional Documents
Culture Documents
IS MB GA Model 2
IS MB GA Model 2
IS MB GA Model 2
• IS curve
• MB curve
• GA curve
Let op! Jij moet het verschil tussen exogene en endogene variabelen
snappen.
Aannames Exogene variabelen: komen van buiten het model (staan niet op de assen)
• In het IS-MB-GA model Endogene variabelen: zijn variabelen die binnen het model op basis van
▫ Gesloten economie; enkel C+I+O.
▫ Alle waarden zijn reëel.
veronderstelde relaties bepaald zijn.
• IS-curve
▫ Inflatie is gegeven (exogeen)
• Bij de GA-curve
▫ Verschil korte en lange termijn: tijd die nodig is voor lonen en prijzen om zich aan te passen.
▫ Naïeve inflatieverwachting (exogeen)
• Bij de MB-curve
▫ Rente wordt bepaald door de centrale bank (niet door vermogensmarkt)
▫ Centrale bank heeft enkelvoudig mandaat: rente wordt bepaald door hoogte van inflatie.
Dat veronderstelt nog 2 dingen: de CB weet exact welk rentepercentage genomen moet worden én de CB is in staat om die rente te zetten.
Voorkennis Y = C + I + O + E - M
• Y=C+I+O+E–M Y=C+I+O
• S – I = B – O S = I + (B - O)
• Y=C+S+BS=Y–C–B
Deel 1: het Keynesiaanse kruis
Aannames in het Keynesiaanse kruis
• Investeringen zijn autonoom (en dus niet afhankelijk van de rente)
45o
Inkomen Y
Keynesiaans kruis: inkomen = bestedingen
Consumptie
Besteedbaar inkomen
C = C0+ c(Y-B)
Autonome consumptie
C + I + O = C0+ c(Y-B) + I0 + O0
C0+I0+O0
Inkomen Y
Keynesiaans kruis: inkomen = bestedingen
Bestedingen (C + I + O)
Bestedingen = inkomen
bestedingslijn
C0+I0+O0
45o
Y Inkomen Y
Keynesiaans kruis: inkomen = bestedingen
een verandering van de autonome bestedingen C0+I0+O0
Bestedingen (C + I + O)
Bestedingen = inkomen
Bestedingslijn 2
Bestedingslijn 1
Y2
Bestedingslijn 3
Y1
C0+I0+O0 Y3
C0+I0+O0
C0+I0+O0 45o
Y3 Y1 Y2 Inkomen Y
Keynesiaans kruis: inkomen = bestedingen
Multiplierwerking van de autonome overheidsbestedingen O0
Y1 Y2 Inkomen Y
Keynesiaans kruis: inkomen = bestedingen
Multiplierwerking van de autonome overheidsbestedingen O0
Bestedingen (C + I + O)
Bestedingen = inkomen
Bestedingslijn 2
Bestedingslijn 1
400
Bereken de multiplier van de
autonome
300
overheidsbestedingen?
260
Multiplier
200
Multiplier
45o
Bestedingen (C + I + O)
Bestedingen = inkomen
Bestedingslijn2 bij lage spaarquote
en dus hoge multiplier
Bestedingslijn1
Y2
Bestedingslijn3 bij hoge spaarquote
Y1 en dus lage multiplier
Y3
C = consumptiequote (percentage of fractie)
C0+I0+O0
45o Wordt bepaald door
hoogte van de rente en het
Y3 Y1 Y2 consumentenvertrouwen
Inkomen Y
Checkvragen Keynesiaanse kruis.
Waar of niet waar?
• De autonome consumptie wordt bepaald door de hoogte van de rente.
▫ Onjuist, enkel de marginale consumptie en de investeringen.
• Een toename van de autonome bestedingen leidt tot een verschuiving van de bestedingenlijn naar links.
▫ Juist. Het startpunt van de bestedingenlijn komt ‘hoger’ te liggen waardoor op elk punt de bestedingen hoger liggen.
• Een hoge marginale consumptieqoute duidt op een hoge mate van sparen door consumenten.
▫ Onjuist, hoe hoger de waarde voor c hoe minder er wordt gespaard en vice versa.
Controle: Keynesiaans kruis: inkomen = bestedingen
De economie van dit land bevindt
zich in zijn potentiële productie
(Y* = 800). Door berichten over
Bestedingen (C + I + O) dreigende faillissementen daalt het
Bestedingen = inkomen consumentenvertrouwen in deze
bestedingslijn3 economie.
Aannames Exogene variabelen: komen van buiten het model (staan niet op de assen)
Endogene variabelen: zijn variabelen die binnen het model op basis van
veronderstelde relaties bepaald zijn.
• IS-curve
▫ Inflatie is gegeven (exogeen)
In de IS-Curve is de rente negatief van invloed op …
• De consumptie
• De investeringen
• De autonome consumptie C0
• De autonome investeringen I0
• De overheidsbestedingen O0
Keynesiaans kruis: inkomen = bestedingen
een verandering van de marginale consumptiequote (c)
Bestedingen (C + I + O)
Bestedingen = inkomen
Bestedingslijn1
Y2
Bestedingslijn3 bij hoge spaarquote
Y1
Y3
C = consumptiequote (percentage of fractie)
C0+I0+O0
45o Wordt bepaald door
hoogte van de rente en het
Y3 Y1 Y2 consumentenvertrouwen
Inkomen Y
Bestedingen (C + I + O)
Bestedingen = inkomen
bestedingslijn2
Y2 bestedingslijn1
Als de rente zakt, dan stijgt zowel
bestedingslijn3 de consumptiequote (c). Sparen
Y1
wordt ontmoedigd, terwijl lenen
Y3 wordt aangemoedigd.
Bestedingen (C + I + O)
Bestedingen = inkomen
Bestedingslijn 2
Bestedingslijn 1
Y2
Bestedingslijn 3
Y1
C0+I0+O0 Y3
C0+I0+O0
C0+I0+O0 45o
Y3 Y1 Y2 Inkomen Y
Bestedingen (C + I + O) Let op: alléén de autonome
Bestedingen = inkomen
bestedingslijn2 overheidsbestedingen veranderen
bestedingslijn1 hier, NIET de rente.
Y2
bestedingslijn3
Y1 Als de autonome
O overheidsbestedingen toenemen
Y3 dan verschuift de bestedingenlijn
evenwijdig naar links/boven.
Als de autonome
overheidsbestedingen afnemen
dan verschuift de bestedingenlijn
R1 evenwijdig naar rechts/onder.
IS-curve2 Bij elke hoogte van de reële rente
IS-curve3 IS-curve1 daalt de output. De IS-curve
Y3 Y1 Y2 schuift dus evenwijdig naar links
Inkomen Y
Keynesianen
r Begrotingsbeleid is effectiever dan monetair beleid.
r1 Monetaristen
r Monetair beleid effectiever dan begrotingsbeleid.
r2
IS monetaristen
De IS curve moet relatief vlak verlopen want
bestedingen reageren slechts beperkt op
renteveranderingen.
IS keynes
Y1
Y
Y2 keynes Y2 monetarist
Checkvragen IS-curve.
Waar of niet waar?
• Een toename van de autonome bestedingen leidt tot een verschuiving van de
IS-curve naar rechts
▫ Juist.
• Een daling in de rente leidt tot een verschuiving langs de IS lijn naar links.
▫ Onjuist, een daling van de rente leidt tot een afname van sparen en een toename
van lenen en investeren. Het is dan een verschuiving langs de IS-curve naar rechts.
Inkomen Y
Reële rente Schets in de grafiek de nieuwe
bestedingenlijn én de nieuwe IS-curve.
• Stuurt met rente de marginale consumptie (c) en dus het sparen/lenen door gezinnen.
Een afname
toenamevanvandedebestedingen
bestedingen
leidt tot een negatieve
positieve output-gap
output-gap
en een afname
toenamevanvandedeinflatie
inflatie
Y3 Y* Y1
Inkomen Y
Getallenvoorbeeld renteregel
• , waarbij geldt:
▫ = de reële rente ▫ = 2(%) ▫ = 2%
▫ = een vast percentage ▫ = 0,2 ▫ = 0,2
▫ = mate van reactie op rente ( > 0) ▫ = 3(%) ▫ = 3%
▫ = actuele inflatie
▫ = 0,5(%) ▫ = 0,5%
▫ = 0,6 ▫ = 0,6
▫ = 1(%) ▫ = 1%
Checkvragen MB-curve.
Waar of niet waar?
• Een verschuiving van de IS-curve geeft een verschuiving langs de MB-curve.
▫ Juist.
• Bij een gelijkblijvende nominale rente stijgt de reële rente als verwachte inflatie stijgt.
▫ Onjuist. Het omgekeerde is waar: een gelijke nominale rente leidt tot een lagere reële rente als de
verwachte inflatie stijgt (RIC = NIC/PIC x 100).
• Een centrale bank zie zeer bang is voor uit de hand lopende inflatie kiest voor een lage waarde van g.
▫ Onjuist. Een ‘angstige’ CB zal een hoge waarde voor g hebben waardoor de verschuiving van MB relatief
sterk is.
Deel 4: de GA-curve
Verband tussen (verwachte) inflatie en geaggregeerd aanbod op korte termijn.
Geaggregeerd aanbod
• Geaggregeerd = opgeteld. Dus totale aanbod in een economie.
• Basisgedachte:
▫ Als de huidige inflatie > verwachte inflatie neemt aanbod op korte termijn toe.
▫ Als de huidige inflatie < verwachte inflatie neemt aanbod op korte termijn af.
• Loonstarheid
▫ Lonen staan op korte termijn vast in contracten en CAO’s.
• Prijsrigiditeit
▫ Op korte termijn staan prijzen vast omdat gemaakte onderliggende kosten
contractueel vast staan.
Y*
Inkomen Y
Checkvragen GA-curve.
Waar of niet waar?
• Het stijgende verloop van de GA-curve wordt bepaald door de hoogte van de rente.
▫ Onjuist, het verloop kan worden verklaard door de relatie tussen de verwachte inflatie en de
werkelijke inflatie.
• Bij een hogere inflatie dan verwacht neemt het geaggregeerde aanbod af.
▫ Onjuist. Bij een hogere inflatie dan verwacht neemt het aanbod toe; door loonstarheid en
prijsrigiditeit staan op korte termijn de reële marginale kosten vast. Als de reële marginale
opbrengsten dan hoger uitvallen is extra produceren rendabel.
• Als een economie de potentiële productie voortbrengt is de inflatie lager dan de verwachte
inflatie.
▫ Onjuist. Wanneer de economie in zijn potentieel zit is de inflatie gelijk aan de verwachte inflatie. Er
is immers geen output gap.
IS-MB-GA model
𝐶+𝐼+𝑂 Bestedingen = inkomen
Bestedingenlijn1 De overheid van dit land besluit
Bestedingenlijn2 tot een verhoging van de
belastingen om het
begrotingstekort te verkleinen.
Y* Y2 Y
Keynesianen vs. monetaristen
r1 Monetaristen
r Monetair beleid effectiever dan begrotingsbeleid.
r2
IS monetaristen
De IS curve moet relatief vlak verlopen want
bestedingen reageren slechts beperkt op
renteveranderingen.
IS keynes
Y1
Y
Y2 keynes Y2 monetarist
IS-Curve = investeren - sparen
veranderingen van de rente in het Keynesiaanse kruis
Bestedingen (C + I + O)
Bestedingen = inkomen
bestedingslijn2
Als de rente zakt dan stijgt de
bestedingslijn1 marginale consumptiequote (c)
Y2
Y3 Y1 Y2 Inkomen Y