IS MB GA Model 2

You might also like

Download as pptx, pdf, or txt
Download as pptx, pdf, or txt
You are on page 1of 46

IS-MB-GA model

Stijn van Wolferen


Het IS-MB-GA model
• Gaat over de relatie tussen bbp, rente en inflatie.

• Geeft een modelmatige onderbouwing van begrotingsbeleid en


monetair beleid.

• Geeft inzicht tussen de wisselwerking tussen overheidsbeleid en


monetair beleid.

• Wordt gezien als ‘kijken onder de motorkap van de economie’.


Opbouw in 4 fasen
• Keynesiaans kruis

• IS curve

• MB curve

• GA curve
Let op! Jij moet het verschil tussen exogene en endogene variabelen
snappen.

Aannames Exogene variabelen: komen van buiten het model (staan niet op de assen)

• In het IS-MB-GA model Endogene variabelen: zijn variabelen die binnen het model op basis van
▫ Gesloten economie; enkel C+I+O.
▫ Alle waarden zijn reëel.
veronderstelde relaties bepaald zijn.

• Bij het Keynesiaans kruis


▫ Inflatie is gegeven (exogeen)
▫ (reële) rente is een gegeven (exogeen)

• IS-curve
▫ Inflatie is gegeven (exogeen)

• Bij de GA-curve
▫ Verschil korte en lange termijn: tijd die nodig is voor lonen en prijzen om zich aan te passen.
▫ Naïeve inflatieverwachting (exogeen)

• Bij de MB-curve
▫ Rente wordt bepaald door de centrale bank (niet door vermogensmarkt)
▫ Centrale bank heeft enkelvoudig mandaat: rente wordt bepaald door hoogte van inflatie.
 Dat veronderstelt nog 2 dingen: de CB weet exact welk rentepercentage genomen moet worden én de CB is in staat om die rente te zetten.
Voorkennis Y = C + I + O + E - M

• Het IS-MB-GA model gaat uit van een gesloten economie:

• Y=C+I+O+E–M Y=C+I+O

• S – I = B – O  S = I + (B - O)

• Y=C+S+BS=Y–C–B
Deel 1: het Keynesiaanse kruis
Aannames in het Keynesiaanse kruis
• Investeringen zijn autonoom (en dus niet afhankelijk van de rente)

• Inflatie is een gegeven (exogeen)

• (reële) rente is een gegeven (exogeen)


Keynesiaans kruis: inkomen = bestedingen
Bestedingen (C+I+O)
Bestedingen = inkomen

45o

Inkomen Y
Keynesiaans kruis: inkomen = bestedingen
Consumptie

Besteedbaar inkomen

C = C0+ c(Y-B)

Autonome consumptie

Geeft aan welk deel van


C = consumptiequote (percentage of fractie) een extra euro inkomen
wordt geconsumeerd.
Wordt bepaald door
C0
hoogte van de rente en het
consumentenvertrouwen
Inkomen Y
Keynesiaans kruis: inkomen = bestedingen
Bestedingen (C + I + O)

C + I + O = C0+ c(Y-B) + I0 + O0

Wordt bepaald door


hoogte van de rente en het
C = consumptiequote (percentage of fractie) consumentenvertrouwen

C0+I0+O0

Inkomen Y
Keynesiaans kruis: inkomen = bestedingen
Bestedingen (C + I + O)
Bestedingen = inkomen

bestedingslijn

Er is hier sprake van


bestedingsevenwicht EV = Y

C0+I0+O0
45o

Y Inkomen Y
Keynesiaans kruis: inkomen = bestedingen
een verandering van de autonome bestedingen C0+I0+O0

Bestedingen (C + I + O)
Bestedingen = inkomen

Bestedingslijn 2

Bestedingslijn 1
Y2
Bestedingslijn 3
Y1

C0+I0+O0 Y3

C0+I0+O0
C0+I0+O0 45o

Y3 Y1 Y2 Inkomen Y
Keynesiaans kruis: inkomen = bestedingen
Multiplierwerking van de autonome overheidsbestedingen O0

Bestedingen (C + I + O) Multiplierwerking: een toename


Bestedingen = inkomen van de autonome
overheidsbestedingen leidt tot
Bestedingslijn 2 een sterkere stijging van de
output.
Y2 Bestedingslijn 1
Multiplier
∆ 𝑌 =𝑌 2−𝑌 1
Y1

1 De hoogte van de multiplier


hangt af van zowel het ‘spaarlek’
C0+I0+O0 als het ‘belastinglek’
C0+I0+O0
45o

Y1 Y2 Inkomen Y
Keynesiaans kruis: inkomen = bestedingen
Multiplierwerking van de autonome overheidsbestedingen O0

Bestedingen (C + I + O)
Bestedingen = inkomen

Bestedingslijn 2

Bestedingslijn 1
400
Bereken de multiplier van de
autonome
300
overheidsbestedingen?
260
Multiplier
200
Multiplier
45o

300 400 Inkomen Y


Keynesiaans kruis: inkomen = bestedingen
een verandering van de marginale consumptiequote (c)

Bestedingen (C + I + O)
Bestedingen = inkomen
Bestedingslijn2 bij lage spaarquote
en dus hoge multiplier

Bestedingslijn1
Y2
Bestedingslijn3 bij hoge spaarquote
Y1 en dus lage multiplier
Y3
C = consumptiequote (percentage of fractie)

C0+I0+O0
45o Wordt bepaald door
hoogte van de rente en het
Y3 Y1 Y2 consumentenvertrouwen
Inkomen Y
Checkvragen Keynesiaanse kruis.
Waar of niet waar?
• De autonome consumptie wordt bepaald door de hoogte van de rente.
▫ Onjuist, enkel de marginale consumptie en de investeringen.

• Een stijgende rente leidt tot een minder steile bestedingenlijn.


▫ Juist, door een stijgende rente neemt de marginale consumptie af; er wordt immers meer gespaard. Hierdoor loopt
de bestedingenlijn vlakker.

• Een toename van de autonome bestedingen leidt tot een verschuiving van de bestedingenlijn naar links.
▫ Juist. Het startpunt van de bestedingenlijn komt ‘hoger’ te liggen waardoor op elk punt de bestedingen hoger liggen.

• De bestedingslijn kan steiler dan 45 graden lopen.


▫ Onjuist, dat zou inhouden dat bestedingen harder stijgen dan het inkomen, dat kan per definitie niet in dit model.

• Een hoge marginale consumptieqoute duidt op een hoge mate van sparen door consumenten.
▫ Onjuist, hoe hoger de waarde voor c hoe minder er wordt gespaard en vice versa.
Controle: Keynesiaans kruis: inkomen = bestedingen
De economie van dit land bevindt
zich in zijn potentiële productie
(Y* = 800). Door berichten over
Bestedingen (C + I + O) dreigende faillissementen daalt het
Bestedingen = inkomen consumentenvertrouwen in deze
bestedingslijn3 economie.

Y3 bestedingslijn Schets de nieuwe bestedingslijn en


noem deze bestedingslijn2. Geef aan
welk nieuw inkomen tot stand komt.
Noem dit Y2
800 bestedingslijn2
De Centrale Bank in dit land verlaagt
Y2 de rente dusdanig dat er een
600 positieve output gap ontstaat.

Schets de nieuwe bestedingslijn en


45o noem deze bestedingslijn3. Geef aan
welke nieuw inkomen tot stand
Y2 800 Y3 Inkomen Y komt en noem dit Y3
Deel 2: de IS-curve
Een verzameling evenwichten uit het Keynesiaanse kruis
Let op! Jij moet het verschil tussen exogene en endogene variabelen
snappen.

Aannames Exogene variabelen: komen van buiten het model (staan niet op de assen)

Endogene variabelen: zijn variabelen die binnen het model op basis van
veronderstelde relaties bepaald zijn.

• Bij het Keynesiaans kruis


▫ Inflatie is gegeven (exogeen)
▫ (reële) rente is gegeven (exogeen)

• IS-curve
▫ Inflatie is gegeven (exogeen)
In de IS-Curve is de rente negatief van invloed op …
• De consumptie 
• De investeringen 

Maar heeft geen invloed op:

• De autonome consumptie  C0
• De autonome investeringen  I0
• De overheidsbestedingen  O0
Keynesiaans kruis: inkomen = bestedingen
een verandering van de marginale consumptiequote (c)

Bestedingen (C + I + O)
Bestedingen = inkomen

Bestedingslijn2 bij lage spaarquote

Bestedingslijn1
Y2
Bestedingslijn3 bij hoge spaarquote
Y1
Y3
C = consumptiequote (percentage of fractie)

C0+I0+O0
45o Wordt bepaald door
hoogte van de rente en het
Y3 Y1 Y2 consumentenvertrouwen
Inkomen Y
Bestedingen (C + I + O)
Bestedingen = inkomen
bestedingslijn2
Y2 bestedingslijn1
Als de rente zakt, dan stijgt zowel
bestedingslijn3 de consumptiequote (c). Sparen
Y1
wordt ontmoedigd, terwijl lenen
Y3 wordt aangemoedigd.

Als de rente stijgt, dan daalt de


Inkomen Y consumptiequote (c). Sparen
Reële rente wordt aangemoedigd, terwijl
lenen wordt ontmoedigd.

De IS curve is dus een verzameling


R3
evenwichten uit het Keynesiaanse
R1 kruis.
R2
IS-Curve = Investeren - sparen Een renteverandering leidt dus tot
Y3 Y1 Y2 een verschuiving LANGS de IS-
Inkomen Y
curve.
Keynesiaans kruis: inkomen = bestedingen
een verandering van de autonome bestedingen C0+I0+O0

Bestedingen (C + I + O)
Bestedingen = inkomen

Bestedingslijn 2

Bestedingslijn 1
Y2
Bestedingslijn 3
Y1

C0+I0+O0 Y3

C0+I0+O0
C0+I0+O0 45o

Y3 Y1 Y2 Inkomen Y
Bestedingen (C + I + O) Let op: alléén de autonome
Bestedingen = inkomen
bestedingslijn2 overheidsbestedingen veranderen
bestedingslijn1 hier, NIET de rente.
Y2
bestedingslijn3
Y1 Als de autonome
O overheidsbestedingen toenemen
Y3 dan verschuift de bestedingenlijn
evenwijdig naar links/boven.

Inkomen Y Bij elke hoogte van de reële rente


Reële rente stijgt de output. De IS-curve
schuift dus evenwijdig naar rechts

Als de autonome
overheidsbestedingen afnemen
dan verschuift de bestedingenlijn
R1 evenwijdig naar rechts/onder.
IS-curve2 Bij elke hoogte van de reële rente
IS-curve3 IS-curve1 daalt de output. De IS-curve
Y3 Y1 Y2 schuift dus evenwijdig naar links
Inkomen Y
Keynesianen
r  Begrotingsbeleid is effectiever dan monetair beleid.

 De IS curve moet dus steil verlopen want


bestedingen reageren slechts beperkt op
renteveranderingen

r1 Monetaristen
r  Monetair beleid effectiever dan begrotingsbeleid.
r2
IS monetaristen
 De IS curve moet relatief vlak verlopen want
bestedingen reageren slechts beperkt op
renteveranderingen.
IS keynes

Y1
Y
Y2 keynes Y2 monetarist
Checkvragen IS-curve.
Waar of niet waar?
• Een toename van de autonome bestedingen leidt tot een verschuiving van de
IS-curve naar rechts
▫ Juist.

• Een daling in de rente leidt tot een verschuiving langs de IS lijn naar links.
▫ Onjuist, een daling van de rente leidt tot een afname van sparen en een toename
van lenen en investeren. Het is dan een verschuiving langs de IS-curve naar rechts.

• De IS-curve is een verzameling evenwichten uit het Keynesiaanse kruis.


▫ Juist.
Bestedingen (C + I + O)
bestedingslijn2
De economie van dit land bevindt zich in zijn
bestedingslijn1
1.100 potentiële productie. Waarbij Y* = 1.000.
1000 Met de aanstaande verkiezingen voor de deur
kiest de overheid ervoor om de autonome
belastingen te verlagen met €20 miljard. Het
inkomen stijgt daardoor tot Y2 = 1.100

Inkomen Y
Reële rente Schets in de grafiek de nieuwe
bestedingenlijn én de nieuwe IS-curve.

Bereken de multiplier van de autonome


belastingen?
R1
Bereken de multiplier van de autonome
belastingen?
IS2
IS1
1.000 1.100 MP = =
Inkomen Y
Deel 3: de MB-curve
Een weergave van de renteregel.
De Centrale Bank (CB)…
• Heeft een enkelvoudig mandaat: inflatiedoelstelling ca. 2%

• ‘Zet’ daarvoor een rente.

• Stuurt met rente de marginale consumptie (c) en dus het sparen/lenen door gezinnen.

• Hanteert de renteregel: , waarbij geldt:


▫ = de reële rente
▫ = een vast percentage
▫ = mate van reactie op rente ( > 0)
▫ = actuele inflatie
De invloed van rente op de marginale consumptie.

Door het verhogen/verlagen van de


rente wordt sparen + Sparen -
aangemoedigd/ontmoedigd en lenen Marginale
ontmoedigd/aangemoedigd. Rente consumptie
Hierdoor daalt/stijgt de marginale +
- Lenen
consumptie.
MB-Curve = Monetaire Beleidsregel Als de autonome bestedingen
afnemen
toenemendandanverschuift
verschuiftdedeIS-IS-
Reële rente (r) curve evenwijdig naar links
rechts

Een afname
toenamevanvandedebestedingen
bestedingen
leidt tot een negatieve
positieve output-gap
output-gap
en een afname
toenamevanvandedeinflatie
inflatie

R2 MB-curve2 De CB grijpt in en verlaagt


verhoogtde
de
rente om zo de consumptie teen te
stimuleren.
remmen.
R1 MB-curve1

Door een toename


afname vanvandede
R3 MB-curve3 consumptie keert de economie
terug naar zijn potentiële
IS2
productie
IS3 IS1

Y3 Y* Y1
Inkomen Y
Getallenvoorbeeld renteregel
• , waarbij geldt:
▫ = de reële rente ▫ = 2(%) ▫ = 2%
▫ = een vast percentage ▫ = 0,2 ▫ = 0,2
▫ = mate van reactie op rente ( > 0) ▫ = 3(%) ▫ = 3%
▫ = actuele inflatie

▫ = 0,5(%) ▫ = 0,5%
▫ = 0,6 ▫ = 0,6
▫ = 1(%) ▫ = 1%
Checkvragen MB-curve.
Waar of niet waar?
• Een verschuiving van de IS-curve geeft een verschuiving langs de MB-curve.
▫ Juist.

• Bij een gelijkblijvende nominale rente stijgt de reële rente als verwachte inflatie stijgt.
▫ Onjuist. Het omgekeerde is waar: een gelijke nominale rente leidt tot een lagere reële rente als de
verwachte inflatie stijgt (RIC = NIC/PIC x 100).

• Een verhoging van de rente verkleint een positieve output gap.


▫ Juist.

• Een centrale bank zie zeer bang is voor uit de hand lopende inflatie kiest voor een lage waarde van g.
▫ Onjuist. Een ‘angstige’ CB zal een hoge waarde voor g hebben waardoor de verschuiving van MB relatief
sterk is.
Deel 4: de GA-curve
Verband tussen (verwachte) inflatie en geaggregeerd aanbod op korte termijn.
Geaggregeerd aanbod
• Geaggregeerd = opgeteld. Dus totale aanbod in een economie.

• Basisgedachte:
▫ Als de huidige inflatie > verwachte inflatie neemt aanbod op korte termijn toe.
▫ Als de huidige inflatie < verwachte inflatie neemt aanbod op korte termijn af.

• Formuleren via MO en MK.


Loonstarheid en prijsrigiditeit
• Op korte termijn sprake van loonstarheid en prijsrigiditeit.

• Loonstarheid
▫ Lonen staan op korte termijn vast in contracten en CAO’s.

• Prijsrigiditeit
▫ Op korte termijn staan prijzen vast omdat gemaakte onderliggende kosten
contractueel vast staan.

• Deze 2 gedachten zijn essentieel in je formulering.


GA-curve Als de huidige inflatie lager
hogerisisdan
de verwachte inflatie zullen
dan

Inflatie producenten minder


méér aanbieden.
aanbieden.

Er is sprake van loonstarheid en


prijsrigiditeit op korte termijn
waardoor de productie
extra productie
minderextra
GA-curve1 winst oplevert.

𝜋2 De reële marginale opbrengsten


stijgenterwijl
dalen terwijlde
dereële
rëelemarginale
marginale
kosten gelijk blijven.
𝜋1
Dit proces gebeurt bij veel
𝜋3 producenten tegelijk dus daalt
neemtde
de productie
productie in de
in economie.
de economie toe.

Negatieve output gap Positieve output gap


Y3 Y1* Y2
Inkomen Y
Koppeling IS en GA Stel dat door toegenomen
overheidsbestedingen IS1
Reële rente GA lange termijn verschuift naar IS2

Op korte termijn neemt de


productie toe omdat de marginale
opbrengsten de marginale kosten
MB1
overtreffen.
R
IS2
IS1 Er ontstaat een positieve output
gap doordat Y1 > Y*
Y
Inflatie Als de nieuwe (hogere)
GA2 inflatieverwachtingen (door
GA1 looneisen en gestegen
𝜋1 inkoopkosten) worden
𝜋0 doorberekend in de prijzen
verschuift de GA-curve naar links.

Voor elk niveau van de inflatie


Y wordt er dan dus minder
Y* Y1 aangeboden.
GA-curve lange termijn
Inflatie
Structurele groei kan gerealiseerd
GA lange termijn
GA1 lange termijn2 worden door aanpassingen in de
productiefactoren

Door scholing, innovatie, R&D etc.


verbetert de
(totaalfactor)productiviteit.

Daarnaast kan via toegenomen


participatie op de arbeidsmarkt
ook een toename van de
potentiële productie gerealiseerd
worden.

Y*
Inkomen Y
Checkvragen GA-curve.
Waar of niet waar?
• Het stijgende verloop van de GA-curve wordt bepaald door de hoogte van de rente.
▫ Onjuist, het verloop kan worden verklaard door de relatie tussen de verwachte inflatie en de
werkelijke inflatie.

• Bij een hogere inflatie dan verwacht neemt het geaggregeerde aanbod af.
▫ Onjuist. Bij een hogere inflatie dan verwacht neemt het aanbod toe; door loonstarheid en
prijsrigiditeit staan op korte termijn de reële marginale kosten vast. Als de reële marginale
opbrengsten dan hoger uitvallen is extra produceren rendabel.

• Als een economie de potentiële productie voortbrengt is de inflatie lager dan de verwachte
inflatie.
▫ Onjuist. Wanneer de economie in zijn potentieel zit is de inflatie gelijk aan de verwachte inflatie. Er
is immers geen output gap.
IS-MB-GA model
𝐶+𝐼+𝑂 Bestedingen = inkomen
Bestedingenlijn1 De overheid van dit land besluit
Bestedingenlijn2 tot een verhoging van de
belastingen om het
begrotingstekort te verkleinen.

Schets de nieuwe bestedingenlijn


Y en de nieuwe IS-curve.
r
Schets de nieuwe GA-curve die
ontstaat door de nieuwe
r1 MB1 inflatieverwachtingen.
IS2 IS1
r2 MB2 Let op: deze twee dingen
De CB van dit land wil een inflatie
gebeuren eigenlijk simultaan.
kiezen waarbij geen output gap is.
𝜋 Y
GA1 Bedenk wat de CB zal doen en
GA2 teken de nieuwe MB-curve.
𝜋1
𝜋2
Y2 Y* Y
𝐶+𝐼+𝑂 Bestedingen = inkomen
Bestedingenlijn2
Bestedingenlijn1 De overheid van dit land besluit
tot een verhoging van de
autonome overheidsbestedingen.

Schets de nieuwe bestedingenlijn


en de nieuwe IS-curve.
r Y
Schets de nieuwe GA-curve die
r2 MB2 ontstaat door de nieuwe
inflatieverwachtingen.
r1 MB1
IS1 IS2 De CB van dit land wil een inflatie
Let op: deze twee dingen
kiezen waarbij geen output gap is.
gebeuren eigenlijk simultaan.
𝜋 Y
GA2 Bedenk wat de CB zal doen en
GA1 teken de nieuwe MB-curve.
𝜋2
𝜋1

Y* Y2 Y
Keynesianen vs. monetaristen

• Keynesianen begrotingsbeleid is effectiever dan monetair beleid.


• Monetaristen  monetair beleid is effectiever dan begrotingsbeleid.

• Dit verschil in visie heeft invloed op de helling van de IS-curve en de


mate van verschuiven van de MB curve.
Keynesianen
r  Begrotingsbeleid is effectiever dan monetair beleid.

 De IS curve moet dus steil verlopen want


bestedingen reageren slechts beperkt op
renteveranderingen

r1 Monetaristen
r  Monetair beleid effectiever dan begrotingsbeleid.
r2
IS monetaristen
 De IS curve moet relatief vlak verlopen want
bestedingen reageren slechts beperkt op
renteveranderingen.
IS keynes

Y1
Y
Y2 keynes Y2 monetarist
IS-Curve = investeren - sparen
veranderingen van de rente in het Keynesiaanse kruis

Bestedingen (C + I + O)
Bestedingen = inkomen
bestedingslijn2
Als de rente zakt dan stijgt de
bestedingslijn1 marginale consumptiequote (c)
Y2

∆𝑌 Als de rente stijgt dan daalt zowel


Y1 de consumptiequote.
bestedingslijn3
∆𝐼𝑜 C = consumptiequote (percentage of fractie)
Y3
C0+I0+O0
C0+I0+O0
C0+I0+O0 45o

Y3 Y1 Y2 Inkomen Y

You might also like