Download as ppt, pdf, or txt
Download as ppt, pdf, or txt
You are on page 1of 85

1

HOOFDSTUK 3
Koolhydraten
Suikers-sacchariden-koolhydraten
2

 Diverse groep
Functies van sacchariden
3

1. Metabolisme: tussenproducten in stofwisseling


2. Structureel: vezelachtige structuren van o.a.
planten - insecten – schaaldieren
Suikers zijn een belangrijk onderdeel van DNA en
RNA
3. Cel-cel interacties: vertakte koolhydraten
Monosacchariden
4
Monosacchariden
5

Aantal koolstofatomen Naam

3 Triosen

4 Tetrosen

5 Pentosen

6 Hexosen

7 Heptosen
Classificatie van de aldosen
6
D-glyceraldehyde
7
Fisher projectie
8

 Meest geoxideerde groep bovenaan


 Andere C-atomen er recht onder
 Horizontale groepen: boven vlak
 Verticale groepen onder vlak

 D-suiker: OH groep op voorlaatste C-atoom rechts


 L-suiker: OH groep op voorlaatste C-atoom links
D of L?
9

Enantiomeren!
D of L?
10

 L-suikers zijn volledige spiegelbeelden van elkaar

D-glucose L-glucose
Epimeren
11
Interne ringvorming
12

 Pentosen, hexosen
 Additiereactie tussen aldehyde + alcohol 
cyclisch hemiacetal

 5 ring: furanose
 6 ring: pyranose
13
Ringvorming glucose
14

 Pyranose: met OH van C5


 Furanose: met OH van C4

 C1 is nieuw asymmetrisch C-atoom


Anomeren
15

 Ringvormen: 2 anomere vormen: α of β


 Positie OH groep op C1 is anders
Van Fisher naar Haworth
16

Fisher Haworth

 OH links  OH boven vlak


 OH rechts  OH onder vlak
 D suikers: CH2OH
(c6) steeds boven vlak
 O brug rechts
achteraan, C1 rechts
ervan
α of β in Haworth?
17

 D suikers
 OH onder het vlak: α anomeer
 OH boven het vlak: β anomeer
 L suikers
 OH boven het vlak: α anomeer
 OH onder het vlak: β anomeer

 Mutarotatie: van α naar β


18
Stoel en bootvormen
19
20
Classificatie van de ketosen
21
Ringvorming ketosen
22

 Pyranose: OH groep van C6


 Furanose: OH groep van C5
Ringvorming ketosen
23

 Nieuwe anomere C atoom: C2


Enkele voorbeelden: glucose
24

 Belangrijkste monosacharide
 Eindproduct van de vertering, levert acetylgroepen
voor de citroenzuurcyclus  energie!
25
Galactose
26

 Pectine van planten


 Onderdeel van lactose  melkeiwit.
 Wordt gemetaboliseerd naar glucose
 Volwassenen zijn meestal lactose intolerant
Fructose
27

 Honing en fruit
 Onderdeel van sucrose
Ribose en 2-deoxy-ribose
28

 In complexere biomoleculen
 Onderdeel van nucleotiden  RNA (ribose) en
DNA (2-deoxy-ribose)
Suikerderivaten
29

 Oxidatie aldose: aldehydegroep  carboxylgroep


Aldonzuur
 Oxidatie prim. OH groep aldose
Uronzuren
 OH groep  H groep
deoxysacchariden
 Reductie aldose/ketosen
alditols
Suikerderivaten
30

 Oxidatie aldose: aldehydegroep  carboxylgroep


Aldonzuur
 Oxidatie prim. OH groep aldose
Uronzuren
 OH groep  H groep
deoxysacchariden
 Reductie aldose/ketosen
alditols
Suikerderivaten
31

 Oxidatie aldose: aldehydegroep  carboxylgroep


Aldonzuur
 Oxidatie prim. OH groep aldose
Uronzuren
 OH groep  H groep
deoxysacchariden
 Reductie aldose/ketosen
alditols
Suikerderivaten
32

 Oxidatie aldose: aldehydegroep  carboxylgroep


Aldonzuur
 Oxidatie prim. OH groep aldose
Uronzuren
 OH groep  H groep
deoxysacchariden
 Reductie aldose/ketosen
alditols
Aminosuikers
33

 1 of meerdere OH groepen  aminegroepen


Monosacchariden in ons
35
metabolisme
36
37
Galactose
38

 Planten
Fructose
39

 Fruit
40 Disacchariden
Disacchariden
41

 2 monosacchariden verbonden door glycosidische


binding
 Ten minste 1 glycosidische OH, afsplitsen van H2O
α of β?
42

 Bij binding: nummer C atoom + α of β opgeven!


Sucrose
43

β-d-fructofuranose
α-d-glucopyranose

1α-2β glycosidische binding


Sucrose
44

 Geen vrije hemi-acetalgroep  geen reducerend


suiker!
 Zeer veel voorkomend suiker
Lactose
45

 Zoogdiermelk
β 1-4 glycosidische
binding

β-d- β-d-glucopyranose
galactopyranose

 Reducerend suiker
Maltose
46

 Granen, enzymatische degradatie zetmeel. Zoetstof

α-1-4 glycosidische
binding

α-d-glucopyranose α-d-glucopyranose
Polysacchariden
47

 Polymeren van 10, 100 tot 1000den


monosacchariden
 Verbonden door glycosidische bindingen
 Verschillende structuren mogelijk!
Cellulose
48

 Fibreus bestanddeel planten


 Lineair polymeer, β-D glucose verbonden door β-
1-4 bindingen
 H bruggen tussen ketens
 Onoplosbaar in water
 Onverteerbaar voor vertebraten
49
Cellulose
50
Chitine
51

 Exoskelet van invertebraten


 Celmembraan fungi en
algen
 β 1-4 gebonden N-acetyl-D-
glucosamine
Chitine
52
Zetmeel
53

 Glucose verbonden door α 1-4 bindingen


 Kan verteerd worden
 Belangrijk bestanddeel van onze voeding
 Plantaardig materiaal

 2 soorten zetmeel
Amylose
54

 25% van het zetmeel


 100 tot 1000 α-D glucopyranosen met α 1-4
bindingen
 Helicale structuur, oplosbaar in warm water
55
Amylopectine
56

 75% van het zetmeel


 Tot 100 000 moleculen
 Om de 25 monosacchariden een binding via α1-6
glycosidische binding
 Onoplosbaar in water
 Rol: energie stockage
57
58
Glycogeen
59

 Dierlijke vorm van zetmeel


 Energiestockage
 Meer α1-6 bindingen dan amylopectine
 Groter (tot 1 000 000 eenheden)
Glycoproteïnen
60

 Eiwitten met suikers gebonden


 Aantal kan variëren van 1% tot 90%!
 Functies
 Enzym
 Transportmolecule
 Receptoren
 Hormonen
 Structurele eiwitten
Glycoproteïnen
61

 Suikerketens worden post-translationeel erop gezet


 Zeer grote variabilitiet in suikerketens =
microheterogeniteit
Glycosaminoglycanen
62

 Matrix van de extracellulaire ruimte


 Onvertakte polysacchariden
 Alternerende eenheden van –uronzuren en
hexosamine residu’s
 Zeer veel verschillende soorten
 Slijmachtige laag, hoge viscositeit
63
Proteoglycanen
64

 Eiwitten + glucosaminoglycanen = proteoglycanen

 Flessenborstel-achtige structuur
65
66

 kraakbeen
Bacteriële celwand
67

 Stevige celwand
 Virulentie van de bacterie
68
Structuur
69

 Alternerende eenheden
van 1-4 gebonden N-
acetylglucosamine en N-
acetyl muraminezuur
 Lactaatgroep N-acetyl
muraminezuur
amidebinding met een
tetrapeptide
70
Geglycosyleerde eiwitten
71

 N-glycosidische binding
72

Ribosoom

Endoplasmatisch reticulum

Golgi apparaat
73

 O-glycosidische binding
Effect van glycosylatie
74

 Structuur
 Functie
 Herkenning
Structuur
75

 Oligosacharide op
lussen/draaien eiwit
 Weggericht opp.
 Suikers zijn
conformationeel
veranderlijk
 Vb. tijdelijk opp.
Afschermen
 Beperken conformationele
vrijheid eiwit 3D
structuur
herkenning
76

 Zeer veel variatie mogelijk bij koppelen sachariden


 Rol bij intercellulaire communicatie
 Vb. selectines (RBC) worden geproduceerd door
RBC en herkennen specifieke suikers op
endotheel aanhechting bevorderen.
Functie: antigene determinanten
77
vb. bloedgroepen
 A –B-AB-O
78
Artificiële zoetstoffen
79

 Componenten die met de receptor van sucrose


interageren maar niet gemetaboliseerd worden
 Of zo zoet dat ze maar in kleine hoeveelheden
toegevoegd moeten worden
Sacharine: 1879
80

 Levert geen energie


 Zoetkracht 350 x groter dan sucrose
 Kan slechte bijsmaak hebben
 Wordt niet gemetaboliseerd
Aspartaam
81

 160-200 keer zoeter

Methanol

Asparaginezuur
Fenylalanine
Cola zero versus cola light?
82

zero light

 Acesulfaam-k  . natrium-cyclamaat
 aspartaam  acesulfaam-K
 aspartaam
83

 Opletten bij hoge concentraties


 Grote controverse kankerverwekkend of niet?
 Wordt synthetisch aangemaakt
 Kan niet opgewarmd worden
 In frisdranken niet lang stabiel

 Triggert waarschijnlijk ook insuline pathway 


lichaam in vetopslagmodus
Tagatose
84

 98% zoeter dan sucrose, maar heeft maar 38% van


de calorieën
 Natuurlijk suiker uit melk
Stevia
85

 Uit bladeren plant Stevia rebaudiana


 Stevioside, 200-300x zoeter dan suiker
 Geen calorische waarde
 Sinds eind 2011 toegelaten op de Europese markt

You might also like