SE3 Klas 4 GT

You might also like

Download as pptx, pdf, or txt
Download as pptx, pdf, or txt
You are on page 1of 61

Voeding, vertering en

uitscheiding
KLAS 4 GT
Week 1
25 T/M 30 JANUARI
Definitie: Onder stofwisseling verstaan we
alle processen in een organisme waarbij
stoffen worden omgezet in andere stoffen.

Stoffen Stoffen zijn te verdelen in 2 groepen:


◦ Organische stoffen: afkomstig van een organisme
worden of producten van een organisme.
omgezet ◦ Koolhydraten, eiwitten en vetten.
◦ Anorganische stoffen: Komen voornamelijk uit de
levenloze natuur.
◦ Mineralen en water.
Enzymen
Definitie: enzymen zijn
speciale eiwitten die de
reacties van
stofwisselingsprocessen
versnellen zonder hierbij
zelf te worden verbruikt.
Enzymactiviteit
Definitie: de snelheid waarmee een enzym een
reactie versnelt, wordt enzymactiviteit genoemd.
De enzymactiviteit is afhankelijk van veel factoren
twee hiervan zijn: temperatuur en de zuurgraad.
Definitie: in een optimumkromme worden het
minimum, maximum en optimum voor de factoren
van de enzymactiviteit weergegeven.
•Definitie: fotosynthese is het omzetten van lichtenergie in
zuurstof en glucose.
•Fotosynthese vindt plaats in alle groene delen van de plant in de
bladgroenkorrels (chloroplasten)
Fotosynthese
•Reactie fotosynthese: CO2 + H2O+ Licht  O2 + C6H12O6
•Koolstofdioxide +water +licht zuurstof +glucose
•https://www.youtube.com/watch?v=ofKp55SKzoM
Werking
fotosynthese
•De plant neemt CO2 op via
zijn huidmondjes en water
via de wortels. (dit zijn
anorganische stoffen en
bevatten vrijwel geen
energie.
•De vrijgekomen glucose
wordt door de plant
verbruikt en de vrijgekomen
zuurstof verlaat de plant via
de huidmondjes.
•Glucose kan worden omgezet in suiker (dit is oplosbaar in water)
en in cellulose.
•Als suiker kan het overal in de plant worden opgeslagen als

Glucose als reservevoedsel.


•Cellulose komt voor in de celwanden van planten en is bijna niet
grondstof verteerbaar.
•Cellulose kan weer omgezet worden in vetten voor de plant.
Deze vetten vindt je veel in de zaden van planten zoals pinda’s,
zonnebloempitten en noten.
Assimilatie
•Definitie: Assimilatie is het
proces waarbij glucose in
allerlei organische stoffen
wordt omgezet.
•Het doel van assimilatie is
het vormen van organische
stoffen waaruit een
organisme bestaat.
•Assimilatie komt dus in ALLE
levende organismen voor.
Verbranding
•Definitie: verbranding is het verbruiken van
brandstof en zuurstof in iedere levende cel.
Hier komt energie bij vrij.
•Brandstof reageert met zuurstof hier komen
CO2 en water bij vrij.
•Verbrandingsreactie: Glucose+ Zuurstof 
koolstofdioxide + water + energie.
Grondstofwisselin
g
• Voor alles in jouw dagelijks leven verbruik je
energie. Zelfs tijdens slapen heb je energie
nodig.

• De hoeveelheid energie kan worden


weergegeven met kilocalorie (Kcal) of
kilojoule (kJ)

• Definitie: de stofwisseling van een lichaam


in rust noem je grondstofwisseling. De
grondstofwisseling is bij ieder mens anders.
Week 2
1 T/M 5 FEBRUARI
Voedselproductie micro-
organismen
•Bacteriën en schimmels worden tegenwoordig
ingezet bij het maken van bepaalde
voedingsmiddelen.
•De bacteriën in voedingsmiddelen zetten suikers
om in zuren, CO2 (gisting) of alcohol.
• Zuurkool, yoghurt, bier, wijn, brood, kaas zijn
voorbeelden van voedingsmiddelen welke gemaakt
worden met behulp van bacteriën en schimmels.
•Voedsel kan snel bederven door slechte micro-
organismen. Daarom wordt voedsel tegenwoordig
geconserveerd.
•Definitie: conserveren is het ongunstig maken van de
Conserveren leefomstandigheden van micro-organismen.
van voedsel •Natuurlijke conserveermiddelen: zuur, suiker, azijn,
zout.
•Kunstmatige conserveermiddelen: kleur- geur- en
smaakstoffen. Al deze stoffen worden additieven
genoemd.
•Voorwaarden voor bacteriën en schimmels om te kunnen leven
Manieren van zijn:
conserveren • Aanwezigheid van water
• Aanwezigheid van een organische voedselbron
• Gunstige temperatuur
• Aanwezigheid van zuurstof

•Koken, invriezen, pekelen, pasteuriseren, steriliseren, drogen,


vacuüm verpakken zijn allemaal manieren van conserveren.
•Pasteuriseren: korte tijd verhitten tot 72 graden.
•Steriliseren: verhitten tot 130/140 graden.
•Invriezen: temperatuur omlaag brengen tot minimaal -18
graden.
•Pekelen: voedingsmiddel in zout of pekel leggen.
•Vacuüm verpakken: alle lucht wordt uit de verpakking gezogen.
Voedingsmiddel
of voedingsstof?
Definitie:
voedingsmiddelen zijn alle
producten die je kunt eten
en/of drinken.
Definitie: voedingsstoffen
zijn de stoffen in
voedingsmiddelen die je
lichaam opneemt.
Definitie: voedingsvezels
zijn alle plantaardige stoffen
die een mens niet kan
verteren.
Voedingsvezels zijn
onmisbaar omdat zij de
darmbewegingen
bevorderen.
Functies voedingsstoffen
Brandstoffen: leveren energie.
◦ Koolhydraten.

Bouwstoffen: nodig voor groei, ontwikkeling en


herstel van beschadiging.
◦ Eiwitten, water, vetten.

Beschermende stoffen: houden lichaam in stand.


◦ Vitaminen en mineralen.

Reservestoffen: worden aangesproken bij


bijvoorbeeld ziekte.
◦ Overige bouwstoffen.
Week 3
8 T/M 12 FEBRUARI
Gezonde voeding
Gebruik hiervoor de Schijf van vijf.
Er moet iedere dag iets uit alle vijf de vakken gegeten worden.
◦ Eet gevarieerd.
◦ Eet niet te veel, en beweeg genoeg.
◦ Eet niet al te veel verzadigd vet. (dierlijke producten zoals vlees)
◦ Eet voldoende fruit en groente.
◦ Ga veilig met voedsel om.
Schijf van vijf
•De schijf van vijf is
verdeeld in vijf vakken.
•Als je elke dag uit alle
vakken genoeg eet en
drinkt en hierbij genoeg
varieert, krijgt je lijf de
benodigde voedingsstoffen
binnen en eet je gezond. 
De 5 vakken
Groente en fruit Grootste vak (groen) dus grootste hoeveelheid uit nodig.
Verse producten geen toevoegingen.

Smeer en Klein vlak (geel), levert vooral bouwstoffen en belangrijk voor vitamine A, D en E.
bereidingsvetten
Onverzadigde vetten en verzadigde vetten. Onverzadigde vetten zijn de 'gezonde vetten',

Vis, peulvruchten, Roze vak. Dit vak bestaat uit producten met veel eiwitten.
vlees , ei, noten en
Leveren belangrijke bouwstoffen. 
zuivel
Graanproducten en Oranje vak en bevat veel koolhydraten (brandstoffen) De beste producten uit dit vak zijn
aardappelen de volkoren producten. Producten leveren vooral vezels, eiwit, B-vitamines en ijzer.

Dranken Het vijfde, laatste en blauwe vak is het vak van de dranken
water, thee en koffie (geen suikerhoudende dranken)
BMI
• De Body Mass Index berekent of je een gezond gewicht hebt ten
opzichte van je lichaamslengte.
• Indicatie te krijgen of er sprake is van overgewicht, ondergewicht of
obesitas.
• Je BMI wordt berekend met de volgende formule:
• Lichaamsgewicht gedeeld door lichaamslengte in het kwadraat. 

• Ben je bijvoorbeeld 64 kilo en je hebt een lengte van 1 meter 67, dan is
je BMI: 64/1.67² = 22.9.
• BMI is minder betrouwbaar omdat iedereen een andere bouw heeft en
de verhouding van spier-, bot en vetweefsel verschillen per persoon.
Eetstoornissen en
gebrekziekten
• Een gebrekziekte is een ziekte die het gevolg is van een tekort aan
een voedingsstof. Bij mensen is dit meestal een gebrek aan
vitaminen.
•Eetstoornissen: Een eetstoornis is een ernstige psychische
aandoening.  En leiden tot lichamelijke schade.
• Binge eating disorder (BED): met grote regelmaat en in korte tijd
ongewoon grote hoeveelheden voedsel eten.
• Anorexia nervosa: betekent letterlijk 'gebrek aan eetlust door psychische
oorzaak’.
• Boulimia nervosa: regelmatig flinke eetbuien met controle verlies. Om
niet aan te komen hierna compensatiegedrag.

• Eetprobleem: Een eetprobleem zorgt niet voor een ontwrichting van


het leven zoals dat het geval is bij eetstoornissen.
Week 4
15 T/M 19 FEBRUARI
Verteringsstelsel
Speeksel: Zetmeelvertering + eerste afweer infecties
Maagsap: kleiner maken eiwit en doden bacteriën.
Lever: kleiner maken (emulgeren) van vetten.
Alvleesklier: vetten, eiwitten en suikers
Darmsap: opsplitsen van voedingsstoffen zoals melksuikers, en
eiwitten.
Darmperistaltiek
•Het om de beurt aanspannen
van de spieren in de darmwand
waardoor voedsel altijd de
juiste richting op gaat.
•Zelfs op de kop eten is mogelijk,
door de peristaltische beweging
gaat je voedsel alsnog naar je
maag.
Het gebit
Het gebit speelt een belangrijke rol
bij de vertering.

Hoe kleiner je het voedsel kauwt hoe


sneller ze kunnen worden
opgenomen in je bloed.

De totale oppervlakte van je voedsel


wordt groter wanneer je goed
kauwt.
Groei kaak en
tanden wisselen
• Je wordt geboren zonder tanden.
• Eerst krijg je een melkgebit.
• Pas later het volwassen gebit. (de
kaak moet nog groeien.
Functies tanden
en kiezen
•Verstandskies: laatste kiezen die
bij de mens doorkomen; vorm van
lichamelijke ontwikkeling.
•Kiezen: om voedsel te kauwen.
•Hoektand: om voedsel ergens
vanaf te scheuren.
•Snijtand: om voedsel ergens
vanaf te bijten (zoals bij een
appel).
Tandformule
• De tandformule is een schematische
weergave voor de samenstelling van
een gebit van een mens of dier.

• Het wordt geschreven als het aantal


tanden van elk type aan één zijde
van de boven- en/of onderkaak.
Mondverzorgin
g
• 2x per dag tanden poetsen. (2 min)

• Mondwater gebruiken.

• Flossen.

• Tandplak: is nog weg te poetsen.

• Tandsteen: is niet meer weg te krijgen


zonder hulp van een tandarts.
• Tandsteen tast het glazuur aan.
Week 5
1 T/M 5 MAART
•Mechanische vertering bestaat uit het kneden, kauwen en
mengen van het voedsel door gebit en spieren.
•De chemische vertering of enzymatische vertering bestaat uit
verteringssappen die het fijngekauwde voedsel verder afbreken.
Mechanische In verteringssappen zitten enzymen.
of chemische
vertering
Enzymatische vertering
• Een enzym is een stof die helpt met het omzetten van de ene
stof in een andere stof.
Het enzym zelf verandert niet. Er zijn heel veel verschillende
enzymen.
Een bepaald soort enzym helpt altijd bij dezelfde omzetting.
• Afbeelding: Lactose 'past' precies op het enzym lactase.
Zodra lactose aan het enzym lactase vastzit, wordt het
afgebroken tot glucose en galactose.
Het enzym zelf verandert niet en kan opnieuw lactose
afbreken.
Organen voor
vertering
• Deze klieren vormen speeksel in de mondholte.
• In speeksel zit een enzym dat zetmeel omzet in
glucose.
• Speeksel zorgt ervoor dat voedsel makkelijk kan
worden doorgeslikt.
• Heeft een antibacteriële werking.
Doorslikken
van voedsel
•Tijdens het doorslikken van
voedsel sluit de huig de
neusholte en het strottenklepje
de luchtpijp af.
•Verslikken: de klepjes sluiten
niet goed af  er komt voeding
in de luchtpijp.
Week 6
8 T/M 12 MAART
•Tijdelijke opslag voedsel, kneden van voedsel zodat het
vermengt met het vertering sap.
•Vertering sap is erg zuur. Wordt ook wel maagzuur genoemd
•Het sap doodt bacteriën. In maagsap zitten enzymen die zorgen
voor de eerste stap in de eiwitvertering.
•Kleine kliertjes maken slijm wat de maagwand tegen het zuur
De maag beschermd.
•Maag wordt afgesloten door de maagportier.
Twaalfvingerige darm
Eerste deel van de dunne darm. Hier monden de afvoerbuizen van de lever
en de alvleesklier in uit.

Gal emulgeert vetten. Emulgeren is het verdelen van vet is steeds kleinere
druppeltjes. Gal bevat geen enzymen en is dus GEEN vertering sap!

Darmsap bevat enzymen voor het verteren van koolhydraten, vetten en


eiwitten. In de darmen wordt de laatste stap van de vertering gezet.

Alvleessap bevat verschillende enzymen die helpen bij het verteren van
koolhydraten, vetten en eiwitten.
Dunne darm
•Langste deel van de darm ongeveer 6 meter lang.
•Groot oppervlak door darmvlokken.
•Overige onverteerde resten worden oplosbaar
gemaakt.
•Oplosbare resten gaan via de darmvlokken naar
het bloed,
•De poortader vervoerd de voedingsstoffen via de
lever naar de rest van het lichaam.
•Overgang dunne darm/dikke darm wordt de
Blinde, dikke blinde darm genoemd.
en endeldarm • Blind betekend in dit geval doodlopend.
• Bij sommige planteneters werkt de blinde
darm wel hij helpt bij de vertering van
plantaardig voedsel.
•Dikke darm laatste meter darm, onttrekt vocht
aan de voedselbrij.
• Bevat bacteriën die cellulose kunnen
verteren, ook worden hier vitaminen
geproduceerd.
•Endeldarm: einde van het verteringsstelsel.
Afgesloten met een kringspier de anus.
Carnivoor
• Dit zijn dieren die uitsluitend vlees eten.
• Hebben vier grote scheurkiezen/knipkiezen
die het vlees in stukken knippen: twee in de
bovenkaak en twee in de onderkaak. Ze vormen
samen het zogenaamde scheurkiezencomplex. De
punten vallen zo samen dat de scheurkiezen werken
als een schaar.
• Ook de hoektanden zijn sterk ontwikkeld. Ze worden
gebruikt bij het doden en vasthouden van de prooi.
• Hebben een kort verteringskanaal omdat dierlijke
eiwitten makkelijk verteerbaar zijn.
Herbivoor
• dieren die uitsluitend plantaardig voedsel eten.

• Hebben plooikiezen voor het fijnmalen van plantaardig


voedsel wat lastig te verteren is door celwanden.
• Sommige planteneters, zoals runderen, schapen en
geiten, hebben helemaal geen snijtanden en
hoektanden in de bovenkaak.
• Hebben een lang darmkanaal omdat celwanden in
plantaardig voedsel zeer moeilijk te verteren zijn.
Omnivoor
Dieren die  zowel plantaardig voedsel als vlees eten.
• Hebben knobbelkiezen en kunnen hiermee hun voedsel
zowel malen als snijden. Ook bij omnivoren zijn de
hoektanden goed ontwikkeld. Zo gebruiken sommige
omnivoren hun hoektanden gebruiken ze om een prooi
te doden en te verslepen, net zoals carnivoren dat doen. 
• Hebben een middellang darmkanaal om zowel
plantaardig voedsel als dierlijk voedsel te kunnen
verteren.
Week 6
15 T/M 19 MAART
Uitscheiding
Het verwijderen van schadelijke of overbodige stoffen uit het
lichaam noem je uitscheiding. 
Er zijn verschillende organen betrokken bij de uitscheiding:
1. De longen verwijderen koolstofdioxide uit het lichaam.
2. De lever haalt allerlei schadelijke en giftige stoffen uit het
bloed en maakt ze onwerkzaam.
3. De zweetklieren in de huid geven water en zouten af aan de
omgeving.
4. De aan het bloed afgegeven stoffen vanuit de lever zoals
ureum worden door de nieren uitgescheiden.
Functies en ziekten lever
De lever heeft erg veel functies maar dit zijn de belangrijkste:

1. De lever zorgt ervoor dat 24 uur per dag suiker beschikbaar is.

2. Ontgiften van het bloed. Giftige stoffen (alcohol, drugs, medicijnen)


gaan via de poortader vanuit de darmen naar de lever en worden
onwerkzaam gemaakt.

3. Afbreken van dode rode bloedcellen. De rode afvalstoffen worden


geelgroen van kleur en komen in het gal terecht. Gal geeft je poep de
bruine kleur.

4. De lever speelt een belangrijke rol bij de aanmaak en omzetting van


eiwitten, vitamines en stoffen die de stolling van het bloed mogelijk
maken.
Hepatitis
Ontsteking van de lever veroorzaakt door virussen verschillende varianten A
t/m E. A en B zijn meest voorkomende.

Hepatitis A:
◦ Veroorzaakt door een virus.
◦ Overdracht door besmet voedsel, water of uitwerpselen.
◦ Is niet dodelijk en geneest vanzelf.

Hepatitis B:
◦ Veroorzaakt door virus wat zich via bloed, sperma of vaginaal vocht
verspreid (SOA)
◦ geneest meestal vanzelf maar kan ook chronisch worden en
een ernstige leverontsteking veroorzaken.
Nieren
• Een mens heeft twee nieren.
• Vanuit de aorta komt een deel van het bloed in de nierslagader terecht.

• Dit bloed is zuurstofrijk en bevat nuttige stoffen voor de cellen, maar ook
afvalstoffen die er onder andere in de lever in terecht gekomen zijn, zoals
ureum.

• In de nieren wordt het bloedplasma gefilterd. De bruikbare stoffen gaan weer


terug naar het bloed.

Afvalstoffen zoals zouten, ureum en kleurstoffen (bijvoorbeeld rode kleur van


bietjes) en overtollig water gaan vanuit de nieren, via de urineleiders, naar de
blaas.

• Ureum is een schadelijke stof die vrijkomt bij het omzetten van eiwitten. Ook
halen de nieren gif (bijvoorbeeld resten van bestrijdingsmiddelen)
en overtollige geneesmiddelen uit je bloed.

De urine verlaat via de urinebuis het lichaam.


Door de nieraders stroomt daarna het gezuiverde bloed weg uit de nieren.
Bouw van de nier
• In de nierschors en het niermerg hebben als functie het bloed zuiveren.
• In de nierbekkens wordt urine verzameld.
• Via de urineleiders wordt de urine afgevoerd naar de urineblaas. In de
urineblaas wordt de urine tijdelijk opgeslagen.
• Van tijd tot tijd wordt de urine uit de urineblaas afgevoerd via de urinebuis.
Ureum zorgt voor de sterke lucht van urine.

• Urine bestaat vooral uit water. Als je veel drinkt en weinig zweet, moet je
vaak plassen. Je urine is dan waterig. Als je weinig drinkt en veel zweet, plas
je maar weinig. De urine is dan donkergeel.

• Urine wordt al eeuwenlang gebruikt voor medisch onderzoek. Zo bevat urine


bij gezonde mensen geen glucose en geen bacteriën.
Week 7
22 T/M 26 MAART
De huid
De huid is het grootste orgaan van het menselijk
lichaam.

Huid bestaat uit 3 delen.

Opperhuid: bestaande uit kiemlaag en hoornlaag.


◦ Beschermt tegen uitdrogen, beschadigingen en
infecties.

Lederhuid: Bevat bloedvaten, haarspiertjes,


zweetkliertjes, zenuwen en zintuigen.

Onderhuids bindweefsel: Bevat voornamelijk vet,


heeft een warmte-isolerende werking.
Hoornlaag
1 Tegen vochtverlies
De huid kan gemakkelijk uitdrogen, omdat de lucht droger is dan ons lichaam.
De hoornlaag is slecht doorlaatbaar voor water.

2 Tegen bacteriën en schimmels


Als schimmels en bacteriën ons lichaam binnendringen, worden we ziek. De hoornlaag
biedt bescherming en houdt deze organismen tegen.

3 Eelt tegen slijtage


De huid slijt voortdurend door het contact met de buitenwereld. Op plekken waar de
huid veel slijt, wordt de hoornlaag dikker en ontstaat eelt.
Eelt beschermt het lichaam tegen contact met zware en ruwe voorwerpen.

4 Zweet tegen warmte


Als het warm is, maken de zweetklieren zweet.
Het zweet verdampt op de hoornlaag en neemt dan warmte mee.
Zo blijft ons lichaam op temperatuur.
Kiemlaag
• Onder de hoornlaag bevindt zich
de kiemlaag.
• Beneden in de kiemlaag bevinden
zich cellen die zich kunnen delen
(vermenigvuldigen).
Naar boven toe sterven deze cellen
langzaam af.
• Bij een wondje kunnen de cellen uit
de kiemlaag sneller gaan delen.
Hierdoor groeit het wondje weer
dicht.
Ultraviolette straling (UV) in zonnestraling kan de cellen van de
kiemlaag beschadigen. Dat kan leiden tot huidkanker. De meeste
vormen van huidkanker zijn gelukkig onschuldig, maar er zijn ook
vormen die levensgevaarlijk zijn.

Om de kiemcellen te beschermen bevat de


kiemlaag pigmentcellen.
Pigment Deze cellen bevatten een kleurstof die de gevaarlijke Uv-straling
kan opnemen (je wordt bruin)
Zintuigen in de
huid
Lichaamstemperatuur
Constante lichaamstemperatuur door eventwicht tussen warmteproductie en warmte afgifte.
Temperatuurregelcentrum zit in de hersenen.
Warmteproductie:
◦ Verbranding

Warmteafgifte:
◦ Via bloed door de huid.
◦ Door middel van zweten.

Bescherming tegen stijging:


◦ Bloedvaten verwijden, zweetklieren produceren meer zweet.
◦ Stijging hoeft niet altijd slecht te zijn. Koorts dood bacteriën en virussen.

Bescherming tegen daling:


◦ Bloedvaten vernauwen, minder/geen zweetproductie, toename verbranding.
SE3 31 maart t/m 09 april

BIJ VRAGEN
SUCCES MET STUUR EEN
LEREN! BERICHTJE
NAAR DLN!!

You might also like