Redox - en Zuurbasereacties

You might also like

Download as pptx, pdf, or txt
Download as pptx, pdf, or txt
You are on page 1of 63

REDOX- EN

ZUURBASEREACTIES
Over elektronen en protonen overdracht
INHOUD
De stof die we uit nova gaan bespreken deze periode:
- H2 (brandstoffen)
- H3.1, 3.5,  3.6 (zouten en naamgeving)
- H6 (zuur base)
- H9 (redox)
PLANNING
FORMAT
• 2 uur scheikunde in de week
• 2 uur NLT in de week
• Les + opdrachten (wikiwijs + studiewijzer)
• Conceptmap
• PO?
REDOX REACTIES
NAAMGEVING ZOUTEN
1. Positieve ionen (metaal!) altijd enkelvoudig
1. Behalve NH4+ (enige positieve ion dat géén metaal is en complex)
2. Metaalionen kunnen verschillende ionen (ladingen) hebben, vb Fe2+ en Fe3+. Dit geven we
aan met romeinse cijfers; ijzer(II)chloride en ijzer(III)chloride.
3. Negatieve ionen (niet-metaal) kunnen samengesteld zijn (SO4). Deze atomen zijn
verbonden met atoombindingen! Ze staan als ze meerdere keren voorkomen in de
verhoudingsformule tussen haakjes; Ca(OH)2.
Zie tabel 7 in nova H3 voor de namen van belangrijke ionen
In BINAS 66B staan de namen van alle complexe ionen!
OEFENOPGAVE
• Geef de naam van: • Geef de
a. HgI verhoudingsformule van:
b. HgO a. Aluminiumfosfide
b. Ijzer(III)nitride
c. ZnBr2
c. Lood(II)chloride
d. Pb(OH)4
d. Ammoniumnitriet
e. Cu2S
e. Magnesiumfluoride
ANTWOORDEN
• Geef de naam van: • Geef de verhoudingsformule
a. Kwik(I)jodide van:
b. Kwik(II)oxide a. AlP
c. Zinkbromide b. FeN
d. Lood(IV)hydroxide c. PbCl2
e. Koper(I)sulfide d. (NH4)(NO2)
e. MgF2
SPECIALE ZOUTEN: HYDRATEN
• Hydraten
• Water in het kristalrooster ingebouwd
• Vast patroon
• Kristalwater = het water in het kristalrooster
• Hydraat = het zout waarin het kristalwater zich bevindt
• Anhydraat = het zout zonder kristalwater
• (an)hydraten gelden als zuiver stof

• Water kan eruit verdampen


• Vb gips (=hard en niet oplosbaar)

• Voorbeeld: Na2SO4●10 H2O


• Natriumsulfaatdecahydraat
DUBBELZOUTEN
• >2 verschillende ionsoorten in een regelmatig kristalrooster

• Voorbeeld = dolomiet (natuursteen en grondstof cement) CaMg(CO3)2

• Kunnen ook voorkomen als hydraten


BIJZONDER NEGATIEVE IONEN
• Metaalionen in complex met zuurstof atomen
• Covalent gebonden!
• Deze staan in BINAS 66B
LEWIS-STRUCTUREN VAN ZOUTEN
OEFENEN LEWISSTRUCTUUR
• Teken de lewisstructuur van
OEFENOPDRACHT ZOUTEN
• Geef de reactievergelijking van het oplossen van kaliumsulfide in water
HOOFDSTUK 2: VERBRANDING

• Exotherm, endotherm • Alkanen en alkenen


• Koolwaterstoffen • Aromatische stoffen
• Volledig en onvolledige verbranding • Cycloalkanen
• Verbrandingswarmte (Binas TB 56) • Karakteristieke groepen
• Energiediagram • Thermolyse
• Overgangstoestand • Fossiele brandstoffen
• Activeringsenergie • Aardolie / aardgas
• Ontbrandingstemperatuur • Versterkte broeikaseffect
• Stookwaarden • Duurzaamheid
KERN
HF 2: AANSLUITING BIJ NLT
• Bioethanol (anaerobe vergisting)
https://www.youtube.com/watch?v=LMKfURob6nY

• Biogas
https://www.youtube.com/watch?v=3UafRz3QeO8

• Waterstofgas
• https://www.youtube.com/watch?v=L9mo1pRURWM

• Het molair volume


MOLAIR VOLUME
• Vm = hoeveel één mol van een gas inneemt.

• Afhankelijk van druk en temperatuur

• Niet afhankelijk van het soort gas!!!

• Binas TB 7
VOORBEELD
• Bereken hoeveel liter zuurstof nodig is voor de verbranding van 3,0 g ethaan (molmassa:
30,07u ) (273K, p = p0)

Reactievergelijking: 2 𝐶 2 𝐻 6 ( 𝑔 ) +7 𝑂 2 ( 𝑔 ) → 4 𝐶 𝑂 2 ( 𝑔 ) +6 𝐻 2 𝑂 (𝑙)

Molverhouding:

𝑚
Formule: 𝑛=
𝑀

Invullen:
HUISWERK
• Lees HF2
• Maak de opdrachten in de studiewijzer: ‘5V opdracht brandstoffen’
• Dinsdag komen de antwoorden in de studiewijzer
• Dinsdag beginnen we met Redox dus lees ook nova H9.1 en 9.2
REDOX
• Overdracht van elektronen

• Edelgasconfiguratie

• Metalen  metaal-ion (en andersom)

• Niet-metaal  niet-metaal ion


VOORBEELD

2 𝐾 ( s) +C𝑙 2 ( 𝑔 ) →2 𝐾𝐶𝑙(𝑠)
OEFENEN
Vast koper reageert met zuurstof uit de lucht, daarbij ontstaat er koper(II)oxide.

Geef de reactievergelijking
Geef aan welke stoffen reductoren en oxidatoren zijn
Geef aan hoeveel elektronen er in totaal worden overgedragen
DEFINITIE
• Als er elektronen overgedragen worden:
• Er ontstaat een vast metaal uit het ion (of andersom)
• Een deeltje verandert van lading (kan in een zout zijn!)

• Uit een oxidator, die elektronen opneemt, ontstaat een reductor die weer elektronen kan
afstaan. En visa versa.

• reductor  oxidator + e-
STAPPENPLAN
• Reductie = staat e- af
• Oxidatie = neemt e- op
• Reactie waarbij elektronen worden overgedragen

• Deeltjes inventarisatie maken


• Halfreacties (binas 48) opstellen
• Totaal reactie maken
• NOVA stappenplan: Blz 260
• Bovenaan links: sterkste oxidator
• Onderaan rechts: sterkste reductor

• Toestand van de deeltjes is, tenzij aangegeven, (Aq); opgelost in water

• Meer uitleg over binas48:


• https://www.youtube.com/watch?v=UiSIXPcUM4A (niet verplicht, staat ook op de wikiwijs
van Wouter Renkema ipv Sieger Kooij)
REACTIE OPSTELLEN
• Natrium reageert met water


+¿ ( 𝑎𝑞 ) +𝑒 ¿
• Natrium sterkste reductor 𝑁𝑎 ( 𝑠 ) → 𝑁 𝑎

• Water sterkste oxidator 2 𝐻 2 𝑂 ( 𝑙 ) +2 𝑒 − → 𝐻 2 ( 𝑔 )+ 2 𝑂 𝐻 − (𝑎𝑞)

• Totaal
2 H2O + 2 Na (s)  2 OH- + H2 + 2 Na+
HUISWERK
• Antwoorden vorig huiswerk staat in studiewijzer

• Voor volgende les: ga naar wikiwijs en kijk filmpjes


Maken:
-> overzicht
-> redoxreacties
-> de vergelijkingen van halfreacties opstellen
1. Deeltjes inventarisatie
Noteer van zouten (ook neerslagzout (s)) de ionen
Noteer, als aangezuurde oplossing, H+
Noteer, als basische oplossing, OH-
Vergeet niet het reserve deeltje (als aanwezig) H2O
2. Binas 48  halfreactie van sterkste oxidator en sterkste
reductor
3. Schrijf de halfreacties op onder elkaar (reductor halfreactie
 reductor links van de pijl! Dus omdraaien uit binas)
4. Elektronen gelijk maken
5. Tel de reacties op
6. Streep deeltjes voor en na de pijl weg als ze gelijk zijn
7. Controleer ladingbalans en atoombalans
Zinkpoeder wordt vermengt met Joodpoeder. Geef de
redoxreactie:
CaO (s) + H2O (l)  Ca2+ (aq) + 2 OH- (aq)

Cu2+ (aq) + CO32- (aq)  CuCO3 (s)


Het natrium-ion uit natrium

Zn2+ (aq) + 2 Cl- (aq)  Zn (s) + Cl2

4 FeO (s) + O2 (g)  2 Fe2O3 (s)


DE REDOXREGENBOOG
• Een primair alcohol kan als reductor reageren tot een aldehyde.
• Een aldehyde kan als reductor reageren tot een carbonzuur.
• Een secundair alcohol kan als reductor reageren tot een keton.
• Een tertiair alcohol en een keton kunnen niet reageren als reductor
DE REDOXREGENBOOG
• Suiker reageert als reductor
• Paars

• Groen

• Geel
ELEKTROCHEMISCHE CEL
• Oxidator reageert aan +
• Reductor reageert aan -
ZUREN EN BASEN
• Ideeën?
ZUREN
• H+ of H3O+

• Zuur: kan een proton afstaan


• HZ  H+ + Z- (zuurrestion)

• Belangrijke zuren: tabel 1 nova H6 (binas)


BASEN
• OH-

• Kan een proton opnemen

• B- + H+  HB

• Bijna altijd een negatief geladen ion (NH3 bijvoorbeeld niet)


STERK EN ZWAK
• Een zuur/base kan of sterk zijn, of zwak zijn

• Sterk zuur: in water 100% geïoniseerd  Alle deeltjes hebben H+ afgestaan


• Zwak zuur: evenwicht, zowel zuur, als zuurrestion zijn aanwezig

• Sterke base: Alle basen nemen een H+ ion op (indien aanwezig)


• Zwakke base: evenwicht, niet alle basen nemen een proton op
GECONJUGEERDE ZUUR &
GECONJUGEERDE BASE
• HCl + H2O  H3O+ + Cl-

• Zuur + base  gecongjugeerd zuur + geconjugeerde base

• Sterk zuur heeft zwakke geconjugeerde base en visa versa


PH
• Logaritmische schaal
• Maat voor aanwezigheid H+

• 1-6 = zuur
• 7 = neutraal
• 8-14 = basisch

• Indicatoren, omslagtraject, lakmoespapier of universeel indicatorpapier; pH-meter


INSTABIEL ZUUR
• Zuren die uiteenvallen wanneer ze worden gevormd:
• Bijvoorbeeld koolzuur: H2CO3

• H2CO3 (aq)  H2O (l) + CO2 (g)

• Amfolyten  kunnen zowel als zuur en als base reageren


VRAGEN DIE WE OEFENEN
• pH berekenen

• Sterke en zwakke zuren/basen + rekenen

• Zuur-base reacties opstellen


DE PH-SCHAAL
• Het waterevenwicht

• De logaritmische schaal

• Kw, Kz, Kb
EVENWICHTEN
HET WATEREVENWICHT
DE LOGARITMISCHE SCHAAL
REKENVOORBEELD
• Er wordt 2,53 g NaOH opgelost in water tot een totaal volume van 1,00 L. Bereken de pH-
waarde van deze oplossing.
INDICATOREN
• Binas TB 52A

• Voorbeeld:
• Een oplossing met een onbekende pH wordt verdeeld over twee buizen. Aan de eerste buis
wordt een druppel thymolftaleïnen toegevoegd. Deze blijft kleurloos. Aan de tweede buis
wordt een druppel fenolrood toegevoegd. Deze kleurt rood. Geef zo nauwkeurig mogelijk de
pH van de oplossing.
HUISWERK
• Wikiwijs pagina ‘rekenen met pH en pOH’
• Filmpies kijken en opdrachtjes maken
EVENWICHTEN BIJ ZWAKKE
ZUREN EN BASEN
• De zuur constante (Kz)

• De baseconstante (Kb)

• Verband tussen Kz en Kb
DE ZUURCONSTANTE
DE BASECONSTANTE
HET VERBAND
Zuur Kz Geconjugeerde Kb
base
Sterk >>1 Zeer zwak < 10^-14
Zwak 1 – 10^-14 Zwak 10^-14 – 1
Zeer zwak < 10^-14 Sterk >> 1
HET VERBAND 2
ZUURBASE REACTIES
• Stap 1: Maak een deeltjes inventarisatie

• Stap 2: Zoek met behulp van Binas TB 49 het sterkste zuur en de sterkste base op.

• Stap 3: Stel de reactievergelijking op. Hou daarbij rekening met:


- evenwicht- en aflopende reacties
- een eventuele overmaat
- meerwaardige zuren en basen
instabiele zuren
STERK ZUUR EN BASE REACTIE
• Geef de reactievergelijking voor de reactie tussen zoutzuur en natronloog.
ZWAK ZUUR, STERKE BASE
• Salmiak reageert met kaliloog. Geef de reactievergelijking.
ZWAK ZUUR, ZWAKKE BASE
• Geef de vergelijking van de reactie tussen een oplossing van waterstoffluoride en ammonia.
REKENEN MET ZUREN EN BASEN
• Voorbeeld voor zwak zuur
• Zelf oefenen
VOORBEELD

You might also like