Download as ppt, pdf, or txt
Download as ppt, pdf, or txt
You are on page 1of 218

Ivan Maesen

Jo Hovaere

Elektriciteit & lab


De driefasige asynchrone motor
2
ELEKTRICITEIT & LAB


Hoofdinhoud ‘De driefasige asynchrone motor’

8.1 Samenstelling en aansluiting


8.2 Het draaiveld bij een driefasige wikkeling
8.3 Werking van de driefasige asynchrone motor
8.4 De koppel-rotatiefrequentiekarakteristiek
ELEKTRICITEIT & LAB

8.5 Vermogen en rendement van een motor


8.6 Aanlopen
8.7 Aanpassen van de rotatiefrequentie
8.8 Remmen van asynchrone motoren
8.9 De lineaire inductiemotor


ELEKTRICITEIT & LAB

8.1 Samenstelling en aansluiting


8.1.1
Samenstelling, opbouw van een driefasige asynch
rone motor
ELEKTRICITEIT & LAB

8.1.2 Aansluiten van de motor


ELEKTRICITEIT & LAB

Samenstelling en opbouw


Samenstelling en opbouw
ELEKTRICITEIT & LAB

Foto Siemens

7

Samenstelling en opbouw

Proef 8.1 Demontage van een driefasige asynchrone motor


ELEKTRICITEIT & LAB

8

Samenstelling en opbouw
ELEKTRICITEIT & LAB

9

Samenstelling en opbouw

DELEN FUNCTIE

R…………
Rotor Opwekken
Opwekken van
van l…………………
lorentzkrachten
ELEKTRICITEIT & LAB

Stator
S………… Opwekken van
Opwekken van een
een ..………..
magnetisch veld
veld

Lagers
L……….... Soepel draaien van de rotor
………………………………………

V…………
Ventilator ………………………………………
Koeling van de motor

10

Samenstelling en opbouw

klemmenbord
ELEKTRICITEIT & LAB

11

Samenstelling en opbouw
ELEKTRICITEIT & LAB

OF

12

Samenstelling en opbouw:

De rotor
ELEKTRICITEIT & LAB

13

Samenstelling en opbouw:
ELEKTRICITEIT & LAB

14

Samenstelling en opbouw

Aluminium of
koperen staven (a)
die aan elke kant
met een koperen of
ELEKTRICITEIT & LAB

aluminium ring (b)


verbonden zijn.
Het geheel zit in
een blikpakket (c).
d: as

15

Samenstelling en opbouw

Stator en rotor
ELEKTRICITEIT & LAB

16

Samenstelling en opbouw
ELEKTRICITEIT & LAB

17

Samenstelling en opbouw
ELEKTRICITEIT & LAB

18

Samenstelling en opbouw

De stator
ELEKTRICITEIT & LAB

19

ELEKTRICITEIT & LAB

Aansluiten van de motor


Aansluiten van de motor

Proef 8.2 Uitmeten van de wikkelingen van een motor

Klemmen Weerstandswaarde in ohm


ELEKTRICITEIT & LAB

21

Aansluiten van de motor
ELEKTRICITEIT & LAB

22

Aansluiten van de motor
ELEKTRICITEIT & LAB

Motor in ster (uurwijzerzin - CW)

23

Aansluiten van de motor
ELEKTRICITEIT & LAB

Motor in driehoek (uurwijzerzin - CW)

24

Aansluiten van de motor
ELEKTRICITEIT & LAB

25

Aansluiten van de motor
ELEKTRICITEIT & LAB

26

Aansluiten van de motor

Keuze ster of driehoek

Motorspanning: 230/400 V
ELEKTRICITEIT & LAB

Netspanning: 400/230 V

GOED

27

Aansluiten van de motor

Keuze ster of driehoek

Motorspanning: 230/400 V
ELEKTRICITEIT & LAB

Netspanning: 400/230 V

FOUT
28

Zeker te onthouden
Aansluiting
ELEKTRICITEIT & LAB

29

Zeker te onthouden
Betekenis van de spanningen op de kenplaat

230 V/ 400 V:
ELEKTRICITEIT & LAB

 motorspanning 3 x 230 V OF
3 x 400 V.
 spanning over wikkeling moet 230 V zijn.

30

ELEKTRICITEIT & LAB

8.2 Het draaiveld bij een driefasige


wikkeling


8.2.1 Realisatie van een draaiveld
8.2.2 Rotatiefrequentie van een draaiveld
ELEKTRICITEIT & LAB


ELEKTRICITEIT & LAB

Realisatie van een draaiveld


Realisatie van een draaiveld
ELEKTRICITEIT & LAB

34

Realisatie van een draaiveld

t1
ELEKTRICITEIT & LAB

35

Realisatie van een draaiveld

t3
ELEKTRICITEIT & LAB

36

Realisatie van een draaiveld

t5
ELEKTRICITEIT & LAB

37

Realisatie van een draaiveld

Als je een driefasenspanning aansluit op een


driefasenwikkeling, dan ontstaat er een draaiveld.
ELEKTRICITEIT & LAB

 De rotatiefrequentie van dit veld is constant.


 De magnetische flux is op elk ogenblik even groot.

38

39
ELEKTRICITEIT & LAB
Realisatie van een draaiveld
ELEKTRICITEIT & LAB

40

ELEKTRICITEIT & LAB

Rotatiefrequentie van het draaiveld


Rotatiefrequentie van het draaiveld

Polen en polenpaar

De drie wikkelingen
U, V en W vormen een
ELEKTRICITEIT & LAB

Noord- en een
Zuidpool.
Dit noemen we een
poolpaar; p = 1.

42

Rotatiefrequentie van het draaiveld

Polen en polenpaar

De zes wikkelingen
vormen twee Noord-
ELEKTRICITEIT & LAB

en twee Zuidpolen.
Er zijn twee
poolparen; p = 2.

43

Rotatiefrequentie van het draaiveld

Factoren die de grootte van de


rotatiefrequentie bepalen.

p=1
ELEKTRICITEIT & LAB

p=2

px2  n/2

44

Rotatiefrequentie van het draaiveld

Factoren die de grootte van de rotatiefrequentie


bepalen.

f
n (s –1)
p
ELEKTRICITEIT & LAB

f  60 (min –1)
Of: n
p
45

Rotatiefrequentie van het draaiveld

Factoren die de grootte van de rotatiefrequentie


bepalen.
Voorbeeld
Gegeven:
p = 3; f = 5O Hz
ELEKTRICITEIT & LAB

Gevraagd:
n
Oplossing:
n = f/p = 50 / 3 = 16,66 s-1 of 16,66 x 60
= 1 000 min-1

46

Rotatiefrequentie van het draaiveld

Factoren die de grootte van de rotatiefrequentie


bepalen.

 Het aantal polen van het draaiveld wordt enkel


bepaald door het soort wikkeling.
ELEKTRICITEIT & LAB

 De rotatiefrequentie van het draaiveld is


afhankelijk van de frequentie van de
draaistroom en het aantal poolparen.

47

Zeker te onthouden
Een draaiveld ontstaat als je een driefasenspanning
aansluit op een driefasenwikkeling.
Bij een draaiveld draaien de N- en de Z-pool rond
volgens de cirkelomtrek met een constante
ELEKTRICITEIT & LAB

rotatiefrequentie en met een constante flux.

f f  60
ns  in s-1 of ns  in min-1
p p

48

ELEKTRICITEIT & LAB

8.3 Werking van de driefasige


asynchrone motor


8.3.1 Werking als de motor onbelast is
8.3.2 Aanpassing aan de belasting
8.3.3 Omkeren van de draaizin
ELEKTRICITEIT & LAB

8.3.4 Slip en rotatiefrequenti van de rotor


ELEKTRICITEIT & LAB

Werking als de motor onbelast is


Werking als de motor onbelast is
ELEKTRICITEIT & LAB

52

ELEKTRICITEIT & LAB

Aanpassing aan de belasting


Aanpassing aan de belasting

Belasting :
 n
ELEKTRICITEIT & LAB

 Er 
 Ir 
 Is 

54

ELEKTRICITEIT & LAB

Omkeren van de draaizin van de motor


Omkeren van de draaizin van de motor

Door twee van de drie aansluitdraden te


verwisselen, keer je de draaizin van het draaiveld
om en dus ook de draaizin van de rotor.
ELEKTRICITEIT & LAB

56

ELEKTRICITEIT & LAB

Slip en rotatiefrequentie van de rotor


Slip en rotatiefrequentie van de rotor

Slip: nr < ns

Grootte van de slip: ns  nr


s
ns
ELEKTRICITEIT & LAB

Grootte van de slip in %:


ns  nr
s  100
ns

58

Zeker te onthouden
Werking asynchrone motor

Driefasige spanning  draaiveld e m s in


rotorstaven  stroomvoerende staven in
magnetisch veld  lorentzkrachten
ELEKTRICITEIT & LAB

Slip: nr < ns

59

Zeker te onthouden

Berekening slip

ns  nr
s
ELEKTRICITEIT & LAB

ns

60

ELEKTRICITEIT & LAB

8.4 De Koppel-
rotatiefrequentiekarakteristiek


8.4.1 Verloop van de T / n-karakteristiek
8.4.2 Belang van de T / n-karakteristiek
8.4.3 Verklaring van het verloop van de T / n
ELEKTRICITEIT & LAB

-karakteristiek


ELEKTRICITEIT & LAB

Verloop van de T / n-karakteristiek


Verloop van de T / n- karakteristiek

Proef 8.3 Het opnemen van de T/karakterisitiek


ELEKTRICITEIT & LAB

64

Verloop van de T / n- karakteristiek
ELEKTRICITEIT & LAB

65

Verloop van de T / n- karakteristiek
ELEKTRICITEIT & LAB

66

ELEKTRICITEIT & LAB

Belang van de T / n-karakteristiek


68
ELEKTRICITEIT & LAB

Centrifugaalpomp
Belang van de T / n- karakteristiek

versnelling
ELEKTRICITEIT & LAB

c: nominaal werkpunt
p: werkpunt met pomp

69

Belang van de T / n- karakteristiek

Motorkoppel te klein
ELEKTRICITEIT & LAB

70

Belang van de T / n- karakteristiek

Startkoppel motor te klein


ELEKTRICITEIT & LAB

71

Verklaring van het verloop van de T / n-
ELEKTRICITEIT & LAB

karakteristiek


Verklaring van het verloop van de T / n-
karakteristiek

De motor start:
nr = 0 en s = 100%
Rotor-ems (Ero) en rotor-f (fro) zijn maximaal.
ELEKTRICITEIT & LAB

73

Verklaring van het verloop van de T / n-
karakteristiek

De motor versnelt:
s = wordt kleiner  twee gevolgen
Er (Er = s ∙ Ero) en fr (fr = s ∙ fro) dalen
ELEKTRICITEIT & LAB

 Gevolg 1
Koppel T daalt (zie formule volgende dia)

74

Verklaring van het verloop van de T / n-
karakteristiek

T wordt o.a. bepaald door de kracht: F = B ∙ l ∙ Ir


s = wordt kleiner  Ir daalt:
Er Er s  Er0 s  Er0
I r   
Z Rr2  XL2r Rr2  ( 2    f  Lr ) 2 Rr2  ( 2    s  f r 0  Lr ) 2
ELEKTRICITEIT & LAB

 T daalt

75

Verklaring van het verloop van de T / n-
karakteristiek

De motor versnelt:
s = wordt kleiner  twee gevolgen
ELEKTRICITEIT & LAB

 Gevolg 2
Koppel T stijgt
De faseverschuiving tussen Ir en Er verkleint
XLr 2    s  f r 0  Lr
tan  r  
Rr Rr

76

Verklaring van het verloop van de T / n-
karakteristiek
ELEKTRICITEIT & LAB

Minder tegenwerkende krachten


 T daalt

77

Zeker te onthouden

Tmotor moet >Tbelasting.


nnom = ongeveer 96 % ns.
f
ELEKTRICITEIT & LAB

ns 
p

De slip stijgt (enkele %) bij belasting.

78

ELEKTRICITEIT & LAB

8.5 Vermogen en rendement van de


motor


Vermogen en rendement van de motor
ELEKTRICITEIT & LAB

80

Vermogen en rendement van de motor

Verliezen Pv:
- jouleverliezen in de stator: Pjs = 3 ∙ Is2 ∙ Rs
- jouleverliezen in de rotor: Pjr = 3 ∙ Ir2 ∙ Rr
- Ijzerverliezen PFE (hysteresis +
ELEKTRICITEIT & LAB

wervelstroomverliezen), in rotor en stator, ze


nemen toe met de frequentie.
-Mechanische verliezen PMech(ventilatie, wrijving)

Pv = Pjs + Pjr + PFE + PMech

81

Vermogen en rendement van de motor
ELEKTRICITEIT & LAB

82

Vermogen en rendement van de motor
ELEKTRICITEIT & LAB

83

Vermogen en rendement van de motor
ELEKTRICITEIT & LAB

84

Vermogen en rendement van de motor
ELEKTRICITEIT & LAB

85

Vermogen en rendement van de motor

Proef 8.4 Metingen op een belaste driefasenmotor


ELEKTRICITEIT & LAB

86

Vermogen en rendement van de motor
ELEKTRICITEIT & LAB

87
Zeker te onthouden
Op de kenplaat van een motor wordt het nuttige
vermogen Pn vermeld.
Pn Pn
 
Pt 3  U  I  cos 
ELEKTRICITEIT & LAB

Het rendement en de arbeidsfactor zijn het


grootst bij een volledig belaste motor.

nr daalt enkele % bij belasting.

88

ELEKTRICITEIT & LAB

8.6 Aanlopen


8.6.1 Problematiek van het aanlopen
8.6.2 Directe aanloop
8.6.3
ELEKTRICITEIT & LAB

Aanzet door middel van ster-driehoekaanloop


8.6.4 De softstarter (SS)
8.6.5 Aanlopen met een frequentieregelaar


ELEKTRICITEIT & LAB

Problematiek van het aanlopen


Problematiek van het aanlopen

De startstroom is veel
groter dan de
nominale stroom.
ELEKTRICITEIT & LAB

92

Problematiek van het aanlopen

Startstroom veel groter dan nominale stroom.


 spanningsdalingen op het net.
ELEKTRICITEIT & LAB

Daarom zal men meestal de aanloopstroom


beperken.
 aanloopkoppel daalt eveneens.

93

Problematiek van het aanlopen

Voor sommige toepassingen wil men de motor


minder bruusk starten.
ELEKTRICITEIT & LAB

Daarom zal men het aanloopkoppel beperken voor


motoren > 2,2 kW.
Men spreekt van een zachte aanloop of een soft
start.

94

ELEKTRICITEIT & LAB

Directe aanloop


Directe aanloop

 Grote aanloopstroom
 Bruuske aanloop
ELEKTRICITEIT & LAB

Tot 2,2 kW enkelkooimotoren


Tot 4 kW voor stroomverdringingsmotoren.

96

Directe aanloop
ELEKTRICITEIT & LAB

Directe aanloop

97
Aanzet door middel van een ster-driehoek-
ELEKTRICITEIT & LAB

aanloop


Aanzet door middel van een ster-driehoekaanloop

Principe
De motor tijdens het aanlopen aansluiten op een
lagere spanning  Iaanl daalt.
Een lagere spanning bekom je door de motor in
ELEKTRICITEIT & LAB

ster te schakelen in plaats van driehoek.

99

Aanzet door middel van een ster-driehoekaanloop

De motor eerst in ster. De motor daarna in driehoek


 UF = 400 V. (= UN)
 UF = 230 V.
ELEKTRICITEIT & LAB

Aanlopen Normaal bedrijf


100

Aanzet door middel van een ster-driehoekaanloop

Proef 8.5
Ster-driehoekaanloop
ELEKTRICITEIT & LAB

101

Aanzet door middel van een ster-driehoekaanloop

Wiskundig verband tussen aanloopstroom bij ster- en


in driehoekschakeling.

U F 400V
ELEKTRICITEIT & LAB

IF    100 A
Z 4

I L  3  I F  3  10 A  173 A

102

Aanzet door middel van een ster-driehoekaanloop

UL 400V
Uf    230 V
3 3

U F 230V
IF    57,5 A
Z 4
ELEKTRICITEIT & LAB

IF = IL = 57,5 A

I L ( driehoek) 173
 3
I L ( ster) 57,5

103

Aanzet door middel van een ster-driehoekaanloop

De motor die
normaal in driehoek
moet, schakelen we
eerst in ster.
ELEKTRICITEIT & LAB

Schakel je die
motor in ster, dan
krijg je de curve IY.

104

Aanzet door middel van een ster-driehoekaanloop
ELEKTRICITEIT & LAB

105

Aanzet door middel van een ster-driehoekaanloop

Hoofdkring
van een
ster-
driehoek-
ELEKTRICITEIT & LAB

schakeling

106

Aanzet door middel van een ster-driehoekaanloop

Bij welke motor kan je de aanloopstroom beperken


door hem in ster te laten aanlopen?

motorgegevens netgegevens Ja/Neen Commentaar


230/400 230/133
ELEKTRICITEIT & LAB

230/400 400/230
230/400 690/400
230/400 3x230
230 400/230
400/690 400/230
400 3x400
400/690 230/133

107

Aanzet door middel van een ster-driehoekaanloop

Bij welke motor kan je de aanloopstroom beperken


door hem in ster te laten aanlopen?

motorgegevens netgegevens Ja/Neen Commentaar


230/400 230/133 Ja
ELEKTRICITEIT & LAB

230/400 400/230 Neen Driefasensp. moet 230 V zijn


230/400 690/400 Neen Netspanning =/= motorsp.
230/400 3x230 Ja
230 400/230 Neen Y of Δis inwending gemaakt
400/690 400/230 Ja
400 3x400 Neen Y of Δis inwending gemaakt
400/690 230/133 Neen Netspanning =/= motorsp.

108

ELEKTRICITEIT & LAB

De softstarter (SS)


De softstarter (SS)
ELEKTRICITEIT & LAB

110

De softstarter (SS)
ELEKTRICITEIT & LAB

111

De softstarter (SS)
ELEKTRICITEIT & LAB

starten

112

De softstarter (SS)
ELEKTRICITEIT & LAB

113

De softstarter (SS)
ELEKTRICITEIT & LAB

114

De softstarter (SS)

Vermogenkring
van een
softstarter
ELEKTRICITEIT & LAB

115

De softstarter (SS)

Instellen van een softstarter.

 Aanlooptijd of startramp
 Stoptijd of stopramp
ELEKTRICITEIT & LAB

 Stroombegrenzing
 Startspanning

116

De softstarter (SS)

Instellen van een softstarter.

 Aanlooptijd of startramp

De tijd waarin de spanning van minimum tot


ELEKTRICITEIT & LAB

maximum toeneemt.
Meestal instelbaar van 10 tot 30 s.

117

De softstarter (SS)

Instellen van een softstarter.

 Stoptijd of stopramp
De tijd waarin de motorspanning tot 0 V daalt.
ELEKTRICITEIT & LAB

118

De softstarter (SS)

Instellen van een softstarter.

 Stroombegrenzing

De maximale aanloopstroomwaarde.
ELEKTRICITEIT & LAB

119

De softstarter (SS)

Instellen van een softstarter.

 Startspanning

De uitgangsspanning die er is bij het inschakelen.


ELEKTRICITEIT & LAB

Instelling afhankelijk van het soort belasting.


Raadpleeg de handleiding van de softstarter
(voorbeeld van een fabrikant op volgende dia).

120

De softstarter (SS)

Soort toepassing Startspanning in % van de


nominale spanning
Centrifugaalventilatoren, 30
centrifugaalpompen,
hydraulische pompen,
onbelaste motoren,
ELEKTRICITEIT & LAB

roltrappen,
zuigercompressoren,

Schrapers, 40
schroefcompressoren,
transportbanden, vijzels,

Liften, mengers 60

121

122
ELEKTRICITEIT & LAB
De softstarter (SS)

Proef 8.6 Aansluiten en


parametreren van een
softstarter
ELEKTRICITEIT & LAB

123

ELEKTRICITEIT & LAB

Aanlopen met de frequentieregelaar


Aanlopen met een frequentieregelaar

Een frequentieregelaar dient voor de


rotatiefrequentie van de motor te regelen, maar je
kunt er ook de aanloopstroom mee regelen.
ELEKTRICITEIT & LAB

125

Zeker te onthouden
Iaanl is verschillende keren groter dan Inom.
Door de motor in ster te laten aanlopen wordt de
aanloopstroom 3 keer kleiner.
ELEKTRICITEIT & LAB

Met een softstarter stijgt de motorspanning


geleidelijk zodat de aanloopstroom kleiner is. Het
regelen van de spanning gebeurt met elektronische
schakelcomponenten.
Een frequentieomvormer beperkt ook de
aanloopstroom.

126

ELEKTRICITEIT & LAB

8.7 Aanpassen van de


rotatiefrequentie


8.7.1
Mogelijkheden om de rotatiefrequentie aan te passe
n
8.7.2 Motoren met meerdere starorwikkelingen
ELEKTRICITEIT & LAB

8.7.3 Motoren met dahlanderwikkeling


8.7.4 Regeling van de statorspanning
8.7.5 De frequentieomvormer


Mogelijkheden om de rotatiefrequentie aan
ELEKTRICITEIT & LAB

te passen


Mogelijkheden om de rotatiefrequentie aan te
passen

Met tandwieloverbrenging (mechanisch).


ELEKTRICITEIT & LAB

130

Mogelijkheden om de rotatiefrequentie aan te
passen
ELEKTRICITEIT & LAB

131

Mogelijkheden om de rotatiefrequentie aan te
passen
ELEKTRICITEIT & LAB

132

Mogelijkheden om de rotatiefrequentie aan te
passen

Via elektrische weg

n s  nr
s
ns
ELEKTRICITEIT & LAB

 nr = (1 – s) ∙ ns en ns = f/p

f
nr  (1  s ) 
p

133

Mogelijkheden om de rotatiefrequentie aan te
passen

f
nr  (1  s ) 
p
 Regeling van de rotatiefrequentie door:
ELEKTRICITEIT & LAB

 Wijzigen van de slip (s),


 Wijzigen van de frequentie (f) van de
motorspanning,
 Wijzigen van het aantal polen (p).

134

ELEKTRICITEIT & LAB

Motoren met meerdere statorwikkelingen


Motoren met meerdere statorwikkelingen

Motor bruikbaar voor


twee spanningen
ELEKTRICITEIT & LAB

Klemmenbord met
12 klemmen

136

Motoren met meerdere statorwikkelingen

Motor bruikbaar voor één


spanning, sterpunt is
inwendig reeds gemaakt
ELEKTRICITEIT & LAB

Klemmenbord met 6
klemmen

137

Motoren met meerdere statorwikkelingen
ELEKTRICITEIT & LAB

138

ELEKTRICITEIT & LAB

Motoren met dahlanderwikkeling


Motoren met dahlanderwikkeling
ELEKTRICITEIT & LAB

140

Motoren met dahlanderwikkeling

Wikkelingen hebben
middenaftakking
(Vb. : Δ/YY)
ELEKTRICITEIT & LAB

Snelheidverhouding
steeds 1/2

141

Motoren met dahlanderwikkeling

 Lage rotatiefrequentie
 Driehoek
p
ELEKTRICITEIT & LAB

142

Motoren met dahlanderwikkeling

 Hoge rotatiefrequentie
 Dubbel ster
 p/2  n x 2
ELEKTRICITEIT & LAB

143

Motoren met dahlanderwikkeling
ELEKTRICITEIT & LAB

144

Motoren met dahlanderwikkeling
ELEKTRICITEIT & LAB

145

Motoren met dahlanderwikkeling

Soorten Dahlandermotoren:
 Δ/YY voor constant koppel: kranen,
transportbanden, mengers, molens, …
 Y/YY voor kwadratisch koppel: centrifugaalpompen,
ELEKTRICITEIT & LAB

ventilatoren
 YY/ Δ voor constant vermogen: wikkelmachines,
schuurmachines, werktuigmachines

146

Motoren met dahlanderwikkeling

Proef 8.7 Motoren voor meerdere rotatiefrequenties


ELEKTRICITEIT & LAB

147

ELEKTRICITEIT & LAB

Regeling van de statorspanning


Regeling van de statorspanning
ELEKTRICITEIT & LAB

149

Regeling van de statorspanning
ELEKTRICITEIT & LAB

Het regelgebied is klein

150

ELEKTRICITEIT & LAB

De frequentieomvormer


De frequentieomvormer
ELEKTRICITEIT & LAB

152

De frequentieomvormer
ELEKTRICITEIT & LAB

153

De frequentieomvormer

Algemeen principe van een frequentieomvormer met


tussenkring
ELEKTRICITEIT & LAB

154

De frequentieomvormer

De omvormer met sinusgestuurde


pulsbreedtemodulatie (PBM of PWM)
ELEKTRICITEIT & LAB

155

De frequentieomvormer

Uitgangsspanning van een


PWM-systeem
ELEKTRICITEIT & LAB

156

De frequentieomvormer

Principe sinusgestuurde
PWM
ELEKTRICITEIT & LAB

157

De frequentieomvormer

De vectorgestuurde PWM-frequentieregelaar

De motorstroom I wordt
ontbonden in twee
loodrechte componenten
ELEKTRICITEIT & LAB

motorstroom

158

De frequentieomvormer

De vectorgestuurde PWM-frequentieregelaar

De motorstroom I wordt
ontbonden in twee
ELEKTRICITEIT & LAB

loodrechte componenten: Iw
en Ir

159

De frequentieomvormer

De spanning-frequentieverhouding

U
T k
f
ELEKTRICITEIT & LAB

f  Z als I = constant  U
 U/f = constant

160

De frequentieomvormer

De spanning-frequentieverhouding

Lineaire U/f-verhouding:
meeste toepassingen
ELEKTRICITEIT & LAB

161

De frequentieomvormer

De spanning-frequentieverhouding

Kwadratische U/f-
verhouding:
ELEKTRICITEIT & LAB

ventilatoren,
centrifugaalpompen

162

De frequentieomvormer

Oversynchrone rotatiefrequenties

Na 50 Hz stijgt U niet meer


ELEKTRICITEIT & LAB

mee met f, het koppel daalt.

163

De frequentieomvormer

Oversynchrone rotatiefrequenties

f > 5O Hz  T daalt
ELEKTRICITEIT & LAB

164

De frequentieomvormer

Oversynchrone rotatiefrequenties

Motor die normaal in ster


ELEKTRICITEIT & LAB

moet, wordt in driehoek


geschakeld.
De U/f-verhouding blijft
nu constant tot 87 Hz.

165

De frequentieomvormer

Oversynchrone rotatiefrequenties

Het koppel blijft nu


constant tot 87 Hz.
ELEKTRICITEIT & LAB

166

De frequentieomvormer

Parameters en besturingsfuncties

Versterking van
het startkoppel
ELEKTRICITEIT & LAB

Lineaire U/f- Kwadratische


verhouding U/f-verhouding

167

De frequentieomvormer

Parameters en besturingsfuncties: knikfrequentie


ELEKTRICITEIT & LAB

Instelling waarbij T Instelling waarbij T


constant blijft tot 50 Hz. constant blijft tot 100 Hz.

168

De frequentieomvormer

Parameters en besturingsfuncties: slipcorrectie


a:
Belasting T1  n1
De belasting neemt toe
van T1 tot T2 n daalt tot
ELEKTRICITEIT & LAB

n2
b:
Bij slipcorrectie neemt
de frequentie toe (+ ∆ f)
zodat de
rotatiefrequentie gelijk
blijft (n1).
169

De frequentieomvormer

Parameters en besturingsfuncties: startcompensatie


ELEKTRICITEIT & LAB

a: theoretisch koppel
b: bij start en bij lage
rotatiefrequenties is
het koppel kleiner.

170

De frequentieomvormer

Parameters en besturingsfuncties: startcompensatie

a: de startcompensatie
of IR-compensatie is
niet ingeschakeld.
ELEKTRICITEIT & LAB

b: de startcompensatie
of IR-compensatie is
ingeschakeld.

171

De frequentieomvormer

Parameters en besturingsfuncties

 Draairichting (FW of RV)


 Motorfrequentie (bfr), 50 of 60 Hz
ELEKTRICITEIT & LAB

 Thermische motorstroom (Ith)  kenplaat motor


 Stoppen
- vrij uitlopen
- gecontroleerd tot stilstand komen

172

De frequentieomvormer

Parameters en besturingsfuncties

 Gelijkstroomremming (DCB)
 Snelheden
ELEKTRICITEIT & LAB

- via potentiometer
- via analoge ingang
 Hoogste en laatste snelheidsgrens (LSP en HSP)
 Versnellingstijd en vertragingstijd (Acc en Dec)

173

De frequentieomvormer

Parameters en besturingsfuncties
ELEKTRICITEIT & LAB

174

De frequentieomvormer

Motor met geïntegreerde frequentieomvormer


ELEKTRICITEIT & LAB

Foto movimot SEW

175

De frequentieomvormer

Motor met geïntegreerde frequentieomvormer


ELEKTRICITEIT & LAB

176

Zeker te onthouden

De rotatiefrequentie kun je regelen met:


 Motoren met meerder poolparen
ELEKTRICITEIT & LAB

 Spanningsregeling
 Frequentieomvormer

177

Zeker te onthouden

Opbouw frequentieomvormer:
ELEKTRICITEIT & LAB

178

Zeker te onthouden

U/f-verhouding
ELEKTRICITEIT & LAB

179

Zeker te onthouden

Belangrijkste parameters voor


frequentieomvormers:
 LSP en HSP
ELEKTRICITEIT & LAB

 FW en RV
 Ith
 Acc en Dec

180

ELEKTRICITEIT & LAB

8.8 Remmen van asynchrone


motoren


8.8.1 De elektromagnetische rem
8.8.2 Remmen met gelijkstroom (DC-braking)
8.8.3 Hypersynchrone remming (generatorbedrijf)
ELEKTRICITEIT & LAB

8.8.4
Tot stilstand brengen van een motor aangedreven doo
r een frequentieomvormer


ELEKTRICITEIT & LAB

De elektromagnetische rem


De elektromagnetische veerbekrachtigde rem
ELEKTRICITEIT & LAB

184

De elektromagnetische rem
ELEKTRICITEIT & LAB

Foto Siemens

185

De elektromagnetische veerbekrachtigde rem
ELEKTRICITEIT & LAB

Foto SEW

186

ELEKTRICITEIT & LAB

Remmen met gelijkstroom (DC-braking)


Remmen met gelijkstroom (DC-braking)

Normaal Remmen met


ELEKTRICITEIT & LAB

bedrijf DC

188

Remmen met gelijkstroom (DC-braking)

De gelijkstroom wekt
een statisch
magnetisch veld Φ op.
ELEKTRICITEIT & LAB

Lorentzkrachten F
op de
draaiende rotorstaven

189

ELEKTRICITEIT & LAB

Hypersynchrone remming (generatorbedrijf)


Hypersynchrone remming (generatorbedrijf)

Het kan gebeuren dat op een bepaald moment de


belasting de motor aandrijft.

De rotor zal dan sneller draaien dan het draaiveld.


ELEKTRICITEIT & LAB

nr>ns
De motor gaat daardoor als generator werken. Hij
levert een spanning zodat de motor gaat remmen
(omzetting mechanische energie naar elektrische
energie).

191

Hypersynchrone remming (generatorbedrijf)

Enkele voorbeelden
Neerwaartse beweging van een lift.
Bij een Dahlandermotor doe je dat door over te
schakelen naar een lagere rotatiefrequentie.
ELEKTRICITEIT & LAB

Bij een frequentieomvormer laat je de


frequentie dalen.

192
Hypersynchrone remming (generatorbedrijf)
ELEKTRICITEIT & LAB

Als de choppermodule een te hoge spanning meet over


C, dan wordt een remweerstand R ingeschakeld. De
remenergie wordt dan omgezet in warmte.

193

Hypersynchrone remming (generatorbedrijf)

Bij zware industrie, waar grote vermogens voortdurend


geremd worden,heeft men een groot vermogenverlies.
ELEKTRICITEIT & LAB

Gebruik van een terugvoedingsmolude.


fgfdrrre

194

Aansluitschema van een frequentieregelaar
ELEKTRICITEIT & LAB

195
Afgeschermde kabel
ELEKTRICITEIT & LAB

196
Tot stilstand brengen van een motor
ELEKTRICITEIT & LAB

aangedreven door een frequentieomvormer


Tot stilstand brengen van een motor aangedreven
door een frequentieomvormer

 Vrij uitlopen
 Gecontroleerd tot stilstand brengen of
hypersynchroon remmen (parameter: Dec)
 DC-braking (DCB)
ELEKTRICITEIT & LAB

198

Proef 8.8 Motoren aangedreven door een frequentieomvormer

Experiment 1:
instellen van enkele
parameters en
regelen van de
ELEKTRICITEIT & LAB

rotatiefrequentie

199

Proef 8.8 Motoren aangedreven door een frequentieomvormer

Experiment 2:
regelen van de
rotatiefrequentie
met een
ELEKTRICITEIT & LAB

gelijkspanning

200

Proef 8.8 Motoren aangedreven door een frequentieomvormer

Experiment 3:
instellen van de
versnellings- en
de vertragingstijd
ELEKTRICITEIT & LAB

201

Proef 8.8 Motoren aangedreven door een frequentieomvormer

Experiment 4:
meten van de
uitgangsspanning
van een
ELEKTRICITEIT & LAB

frequentieomvor
mer

202

Proef 8.8 Motoren aangedreven door een frequentieomvormer

Experiment 5:
visualiseren van
de
uitgangsspanning
ELEKTRICITEIT & LAB

van een
frequentieomvor
mer

203

Zeker te onthouden

Een elektromagnetische rem ontgrendelt meestal


als de voedingsspanning uitschakelt.

Bij DC-braking wordt de driefasenspanning


ELEKTRICITEIT & LAB

uitgeschakeld en op twee aansluitklemmen wordt


gelijkspanning aangesloten.

204

Zeker te onthouden

Bij hypersynchroon remmen, draait de rotor sneller


dan het draaiveld. De motor werkt daardoor
tijdelijk als generator en remt af.
ELEKTRICITEIT & LAB

Dit effect krijg je bijvoorbeeld door een


dahlandermotor om te schakelen naar lage
rotatiefrequentie of bij een freqeuntieomvormer
door de frequentie te laten dalen.

205

Zeker te onthouden

Bij het hypersynchroon remmen van een


frequentieomvormer wordt de remenergie
opgenomen door de buffercondensator.
Vaak moet een remchoppermodule bij geplaatst
ELEKTRICITEIT & LAB

worden om de remenergie in een weerstand op te


nemen.

206

Zeker te onthouden

Bij een frequentieomvormer kan je op drie


manieren een motor tot stilstand brengen:

 Vrij uitlopen
ELEKTRICITEIT & LAB

 Hypersynchroon remmen, langzaam remmen


binnen een ingestelde tijd (ramptime)
 Krachtig remmen met DC-braking

207

ELEKTRICITEIT & LAB

8.9 De lineaire inductiemotor of


lineaire asynchrone motor


8.9.1 Algemeen
8.9.2 Principe van de lineaire inductiemotor
8.9.3 Regeling van de snelheid en positionering
ELEKTRICITEIT & LAB


ELEKTRICITEIT & LAB

Algemeen


Algemeen

Lineaire bewegingen
Persluchtcilinders of hydraulisch cilinders
Voedingsindustrie, grote afstanden
ELEKTRICITEIT & LAB

Lineaire motoren
extra voordelen: stranslatie-afstand, snelheid
en remmen kunnen gecontroleerd en
gemanipuleerd worden

211

ELEKTRICITEIT & LAB

Principe van de lineaire inductiemotor


Principe van de lineaire inductiemotor

1 statorwikkeling
2 stator of inductor
3 kooirotor
ELEKTRICITEIT & LAB

213

Principe van de lineaire inductiemotor

1 statorwikkeling
2 stator, inductor of kam
3 loper of slede
ELEKTRICITEIT & LAB

214

Principe van de lineaire inductiemotor
ELEKTRICITEIT & LAB

215

ELEKTRICITEIT & LAB

Regeling van de snelheid en positionering


Regeling van de snelheid en positionering

 snelheidsregeling met frequentieomvormer


 ingebouwde potentiometer, tachogenerator en/of
impulsgever voor meet- en regelsysteem
ELEKTRICITEIT & LAB

217

ELEKTRICITEIT & LAB



You might also like