Sport en Voeding: Het Effect Van Training Begint Met Training!

You might also like

Download as pptx, pdf, or txt
Download as pptx, pdf, or txt
You are on page 1of 22

Sport en voeding

HET EFFECT VAN TRAINING BEGINT


MET TRAINING!
Inhoud
Effecten van training
Begrippen
De werking van een spier
Soorten verbranding
Inspanningsfysiologie
Het lichaam verandert onder invloed van training

wat er verandert, hangt af van:


duur
intensiteit
frequentie
aanleg
leeftijd
Inspanningsfysiologie
Door training verandert o.a.

de lichaamssamenstelling
(meer spiermassa, lager vetpercentage)
zuurstofvoorziening in de spieren en het vermogen om
koolhydraten en vetten te verbranden
longventilatie en maximale zuurstofopname
de hoeveelheid bloed die het hart per minuut uitpompt
de cholesterolverhouding in het bloed
Inspanningsfysiologie
De effecten van training verschillen aan de hand van:

geslacht  kracht & vetpercentage


leeftijd  max. hartslag & VO2max
genen  rode & witte spiervezels

hoe het lichaam verandert, hangt af van:


duur
intensiteit
frequentie
aanleg
leeftijd

HET EFFECT VAN TRAINING BEGINT MET TRAINING!


Inspanningsfysiologie - begrippen
Rode spiervezels, type I  zogenaamde ‘slow twitch’
vezels
verbranden koolhydraten en vetten in aanwezigheid van
zuurstof (=aerobe verbranding)
actief bij langdurige inspanning

voorbeelden: langeafstandslopers,
marathonschaatsers,
langeafstandszwemmers
Inspanningsfysiologie - begrippen
Witte spiervezels, type II  zogenaamde ‘fast twitch’
spiervezels
energievoorziening zonder zuurstof (anaerobe
verbranding)
actief bij kortdurende, explosieve inspanning

voorbeelden: sprinters, hoog- en


verspringers, gewichtheffers
Inspanningsfysiologie - begrippen
Vetpercentage = het percentage lichaamsgewicht
opgebouwd uit vetmassa

normale, gezonde waarden voor mannen:


10-20%, voor vrouwen 20-30%, afhankelijk
van leeftijd

Lichaamsgewicht – hoeveelheid vet =


vetvrije massa (VVM)
Inspanningsfysiologie - begrippen
Maximale hartslag = hoe snel het hart bloed kan
uitpompen

Goede richtlijn  220 – leeftijd = maximale hartslag

Hartslagpercentage is nuttig hulpmiddel om


trainingsdoelen te behalen
Inspanningsfysiologie - begrippen
VO2max = de maximale hoeveelheid zuurstof die in het
lichaam kan worden opgenomen

dus niet direct gerelateerd aan longinhoud!

kan d.m.v. training verbeterd worden,


maar niet oneindig
Inspanningsfysiologie
Hoe werkt een spier?

Beweging ontstaat door het samentrekken van skeletspieren

Skeletspieren zijn opgebouwd uit bundels vezels


(samensmeltingen van cellen), omwonden door bindweefsel

Skeletspieren zijn d.m.v. pezen (bindweefsel) verbonden aan


botweefsel
Inspanningsfysiologie
Tijdens beweging gebeurt het volgende:

d.m.v. zenuwen wordt een bewegingsprikkel gegeven


2 soorten eiwitdraden in de spiervezels schuiven d.m.v. een
chemische reactie telescopisch over elkaar heen
de spiervezel verkort zich
De chemische reactie kost
energie (ATP)
Inspanningsfysiologie
Ontspanning van de spier:

de zenuwimpuls stopt


de verbinding tussen de eiwitdraden wordt verbroken
dit kost energie (ATP)
de eiwitdraden glijden terug o.i.v. de zwaartekracht
Verbranding
Aerobe verbranding = ATP wordt geproduceerd uit de
verbranding van koolhydraten en vetten in aanwezigheid
van zuurstof

Aerobe verbranding kan langdurig aangehouden worden


Verbranding
Anaerobe verbranding = ATP wordt rechtstreeks uit
glycogeen geproduceerd, zonder zuurstof

Kan slechts zeer kort volgehouden worden


Verbranding
Anaerobe verbranding kent 2 stappen:

creatinefosfaatsysteem (duurt maar enkele seconden)


lactische systeem (beperkt door verzuring)
 Verzuring komt doordat het bijproduct van anaerobe verbranding
via het lactische systeem zich ophoopt in de spier  lactaat
(melkzuur)
Verbranding
Creatinefosfaatsysteem:

Duur = 15 seconden, bijv. zo snel mogelijk de trap op


rennen

Hierna is de voorraad op en wordt overgeschakeld op het


lactisch systeem
Verbranding
Lactisch anaeroob systeem

wordt ingeschakeld na 15 sec. bij heftige inspanning


duurt ca. 75 seconden, het lichaam probeert in die tijd
voldoende zuurstof te regelen om over te kunnen stappen
op aerobe verbranding

daarna stapt het lichaam over op aerobe verbranding


Verbranding
Aerobe verbrandingssysteem

start wanneer het lichaam de hoeveelheid zuurstof die


nodig is voor de inspanning ,kan leveren
lactaat kan door de aanwezige zuurstof weer omgezet
worden in ATP
kan langdurig volgehouden worden
Aerobe verbranding
Het lichaam verbrandt vetten en koolhydraten (uit
glycogeen) bij aerobe verbranding

De verhouding glycogeen/vet verschilt: naar mate de


intensiteit groter wordt, wordt de relatieve bijdrage uit
glycogeen groter
Aerobe verbranding
Is de glycogeenvoorraad op, dan wordt ATP vrijgemaakt
uit de verbranding van vet en eiwit

Bij het vrijmaken van ATP uit eiwit ruik je ammoniak

Eiwitverbranding is omslachtig en ongewenst; er kan


nooit dezelfde bewegingsintensiteit aangehouden
worden als bij glycogeenverbranding (denk: trapauto)

You might also like