Download as pptx, pdf, or txt
Download as pptx, pdf, or txt
You are on page 1of 35

Agogiek 1

inleiding in de systeemtheorie

Constance Debats VTO 2-OLP 5


Welkom!
Bij Agogiek, leerjaar 2.
een drietal vragen vooraf…..
• Wat is een systeem?
• Ben jij lid van een systeem? Zo ja, van welk?
• Beïnvloedt dat systeem jouw gedrag?
Literatuur

• Nabuurs, M. (2015). Basisboek systeemgericht werken.


Amersfoort: Thieme Meulenhoff
Hoofdstuk 1, 2, paragraaf 3.5.1 en 4.5

• Inhoud hoorcollege en PPT


• Boek bieb of zelf aanschaffen.
Waar gaan we het in de hoorcollege over
hebben?
• Systeemtheorie: wat is dat?
• Het systeempentagram
• Verschillende accenten binnen systeemtheorie die van inloed zijn op je
ontwikkeling:
• Structurele systeemtheorie (Minuchin); m.n. gezinssysteem.
• Contextuele benadering (Nagy); betekenis van bloedverwantschap/genetisch materiaal.
• Communicatietheorie (Watzlawick), communicatiepatronen in systemen (sommige zijn
ziekmakend).
• Relatie met Social Work en de integratieve toetst (leefzorgplan Harry, Tiny en
Sonja)
Wat is een systeem?
• Georganiseerd netwerk van relaties staan met elkaar in verbinding.
• Reden van verbinding een zelfde doel nastreven/ bepaalde afhankelijk
van elkaar.
• Systeem oefent invloed uit op je gedrag, bepaalt je gedrag.
Algemene uitgangspunten
sociale systeemtheorie (de basis)
• Systeem heeft een reden/belang om bij elkaar te blijven (bv tutorgroep,
studentenhuis).
• Systeem kent/volgt een bepaalde (hiërarchische) structuur (gezinssysteem:
ouders-kids), materiële structuur (bv: huis/slaapkamer/keuken)
• Structuur wordt nageleefd/geleid door regels (geschreven en ongeschreven
leden van systeem helder voor buitenstaanders niet)
• Circulaire causaliteit  interactie tussen personen interpretatie vanuit hier
ontwikkelt gesprek dus: kijken naar betekenisverlening die de ander geeft
onderzoeken (goed/slecht maakt niks uit), niet denken in oorzaak-gevolg maar
in termen van interactie interpretatie wordt leidend  is niet de bedoeling
niet 1 waarheid horn/halo effect
• wat was de oorzaak - het gevolg bij een conflict niet meer helder.
• Systeem streeft naar homeostase (in balans zijn) leidt tot
veiligheid/voorspelbaarheid.
Interne/externe omstandigheden disbalans leidt tot stress.
Systeem is nooit stabiel; dat veranderd (life events)hoe ziet de coping
eruit?
• Systeem kent grenzen: wie behoort tot systeem, wat is
toelaatbaar/mogelijk?
systeempentagram
• Ordeningssysteem om een analyse te maken alle 5 systeemniveaus
rondom een cliënt. Staan niet los van elkaar……
• Kijk eens naar Tiny, Harrie, Sonja….
Het systeempentagram
Cliënt/individuele
systeem) (wie is hij, hoe
zit hij/zij in elkaar, life
events)
Partner-
ouderrelatie
Gezinsysteem: Twee
3 subsystemen subsystemen in
(partner-ouder- die relatie:
kindsysteem): dyalische relatie
Social worker
trialische
relatie.

Suprafamiliaire
Omgeving (school,
systeem (bloed-en
peers, werk, buurt…)
en aanverwanten)
Genogram:
Systeem moet in interactie blijven met omgeving:

ENTROPISCHE ontwikkeling:
Van open gezinssysteem gesloten gezinssysteem (afname
interactie met omgeving)  energie-uitputting (bv
mantelzorger stress). Ouderen, eenzaamheid. GEEN GOEDE
ONTWIKKELING

NEGENTROPISCHE ontwikkeling:
Van open  open blijven (uitdaging, verrijking, ontplooiing,
complex georganiseerd systeem) energie stroomt binnen.
HET GEZIN ALS SYSTEEM

• Omschrijving begrip gezin:


“elk leefverband van een of meer volwassenen die
verantwoordelijkheid dragen, stabiliteit en continuïteit
bieden voor de verzorging en opvoeding (emotionele
opvoeding) van een of meer kinderen vanuit een duurzame
relatie”
• Salvador Minuchin
Salvador Minuchin
• psychiater opgegroeid in Argentinië
• Delinquente jongeren: delinquent geworden door omgevingsinvloeden
• Aanhanger Rousseau: nature-nurture, tabla rasa (onbeschreven blad)
• Onderzoek gedaan naar gezinnen aantal ontdekkingen……:
1.Structurele systeemtheorie

- Twee extreme typen gezinnen (kluwen-


loszandgezin) negatieve uitwerking op ontwikkeling
van jongeren, risicofactoren voor de verdere
ontwikkeling.
- Gezin: bestaat uit meerdere subsystemen
hiërarchische verhoudingen belangrijk (kindsysteem
niet naar de grens vh oudersysteem).
- systemen veranderen Individueel gedrag in relatie tot systeem
moet mee veranderen zo niet dan niet gunstig (bv: moeder te
betuttelend).
- Geschreven en ongeschreven regels belangrijk om daar achter
te komen.
- Coalitievorming (bv: kids samen, moeder-zoon totdat het ten
koste gaat vh functioneren van andere leden.
Hiërarchische gezinsrollen en -posities

INDIVIDU PARTNER-SUBSYSTEEM OPVOEDER-SUBSYSTEEM

MAN- VADER-
P M VROUW MOEDER

Z D EVENTUEEL KINDEREN
KINDEREN

KIND-SUBSYSTEEM
Partner subsysteem: intimiteit en seksualiteit
Ouder/-opvoeders subsysteem: opvoedingsverantwoordelijkheid
Kind-subsysteem: gezag voor opvoeders

= hiërarchische begrenzing (obv. gezag en


opvoedingsverantwoordelijkheid)
Hiërarchische gezinsrollen
en -posities

VALKUILEN

• Bedoelde grens te star: autoritair, onvoldoende


beschikbaarheid/onverschilligheid door ouders
• Bedoelde grens te open: gezagsverlies (moeder is mijn beste
vriendin)

• Hiërarchische grens belangrijk!


Veranderingen in (sub)systeem

• Systeem streeft naar Homeostase (evenwicht)  stress  herstellen


verhoudingen (kalibratie)  nieuw gedrag vinden om nieuwe
homeostase te vinden. Kalibratiefase belangrijk voor SWér
• Verstoorde hiërarchische verhoudingen (oudersysteem- kindsysteem)
leiden tot verstoorde systeemproblemen (parentificatie, loyaliteit).
• Belangrijk voor SW’er als ‘n systeem niet in evenwicht is en je wilt
interveniëren:
positieve feedback: gericht op verandering (vaak door life event)
negatieve feedback: niet gericht op verandering (soms goed bedoeld)
Ongewenste reacties/verhoudingen

• Zondebokfenomeen daar zijn alle pijlen op gericht in de


familie
de zondebok (1.40 min).
• Parentificatie  kind uit kindsubsysteem gaat naar
oudersubsysteem, opvoedingsverantwoordelijkheid/onmacht/onwil
vanuit ouders. “paternal child” opvoedingstaken overnemen,
kind komt onder drukt te staan (kan die taken niet aan).
• Loyaliteitsproblemen ( zie ook contextuele benadering)
keuzes maken die bijna niet te nemen zijn (vechtscheiding
ouders spelen elkaar uit ten koste vd kinderen).
• De “go-between” bemiddelaar wil het goed doen bang dat het
systeem uit elkaar valt.
• De perverse triade kind gaat op oudersysteem zitten opvoedingsrol
en partnerrol.
• De gezinsmythe/het gezinsgeheim bv afkickkliniek
2. Contextuele benadering
(Ivan Boszormenyi–Nagy 1920-2007)

• Drie generaties bloedverwanten zegt iets over jouw gedrag


• Relatie Nemen en geven balans moet er zijn
• Verschillende loyaliteiten: analyseer deze als SW’er:
• Primair leden vh gezinssysteem (“nestloyaliteit”)  gaat heel ver.
• Verticaal van de ene op de andere generatie ouders naar het kind de
1 ontvangt, de ander geeft.
• Horizontaal zelf gekozen (bv partner, vrienden etc) op basis van geven
en nemen.
• Verworven (obv verkregen diensten, ingezet voor iemand, terugverwachten)
opdracht
• Hoe zit dit (generaties) bij Tiny, Sonja of Harrie?
• Hebben zij kinderen? Ouders? Grootouders?
• Bespreek in tweetallen.
Wederzijdse loyaliteit bepaalt de balans:

Horizontale loyaliteit: Verticale loyaliteit:


• Geven en nemen in • De een ontvangt / de
gelijke mate ander geeft
• Broers en zussen voornamelijk
• Partners • Ouders en kinderen
• Vrienden • Hulpverlener en cliënt
• Collega’s
Vervolg Ivan Boszormenyi–Nagy

• Het grootboek en de roulerende rekening opa’s/oma’s dingen


niet verwerkt geven dit door aan de ouders geven dit weer
door aan jou.
• incest, verslaving “het probleem” is nog niet vereffend.
• Kinderen vd rekening, zij hebben dat niet verwerkt worden
belast met de problemen vd ouders/grootouders.
Gezonde loyaliteitsbanden zijn belangrijk door
verbondenheid (dit staat vaak onder druk) komen tot
werkelijke vrijheid en autonomie.
Uit balans……

• Zowel te veel
ontvangen als teveel
geven werkt
belastend:
• Iemand die ziek is
• Mantelzorger
3. COMMUNICATIETHEORIE
(Paul Watzlawick 1921-2007)

- De vijf axioma’s (niet bewezen, wel aanvaarde betekenis)


- Double bind principe: deze opmerkingen veroorzaken
ziekmakend gedrag het is noooit goed!!
- Psychische problemen: vorm van pathologische communicatie
- Veel problemen in systeem herleid worden in communicatie
De vijf axioma’s (zie Nabuurs, paragraaf 4.5)

• Axioma 1:
“Het is onmogelijk om niet te communiceren”
• Axioma 2:
“Communicatie: inhouds- en betrekkingsaspect”
• Axioma 3:
“Aard van de betrekking  interpunctie”
Vervolg axioma’s

• Axioma 4:
“Communicatie zowel digitaal als analoog (non verbaal)”
(in)congruent
hoezo congruent?
• Axioma 5:
“Communicatie is symmetrisch (streven naar consensus, dezelfde mening,
gelijkhied ) of complementair (op zoek naar verschillende meningen,
verschil)”, is dus afhankelijk van doel.
Relatie social work
• Basisattitude: meerzijdige partijdigheid je trekt geen
partij, zonder waarde oordeel!
• Systeemtheoretische technieken: genogram, stamboom,
leary, levenslijn…
• Aandacht voor onderlinge betekenis van relatiepatronen
(begrijpen)
• Betekenis / doorbreken van “ongezonde” rol- en
communicatiepatronen in groepen
• Belang van homeostase onderkennen
• Aandacht voor relationele basis binnen
loyaliteitshuishouding (bv. nieuw samengesteld gezin)
• Belang van netwerken / sociale support
MEER(VEEL)ZIJDIGE PARTIJDIGHEID

Is de grondhouding van de contextueel werker.


D.w.z. als werker bewaar je afstand en
tegelijkertijd toon je betrokkenheid bij alle aan- en
afwezigen (dus ook overledenen). De bedoeling
van deze houding is om een echte dialoog op te
roepen tussen gezinsleden, betreffende ieders eigen
unieke belangen en positie. Tevens creëer je
hiermee vertrouwen binnen de hulpverlening.
Koppeling casus
• Wat zijn de hoofdzaken/belangrijkste begrippen die in de literatuur
en tijdens het college aan de orde zijn gekomen? Werk deze
begrippen uit.
• Welke van die hoofdzaken zijn van toepassing op de persoon (Tiny,
Harry of Sonja)  binnen jouw casus ? En welke niet? Legitimeer
dit.
• Maak van en rondom de persoon (Tiny, Harry of Sonja) die in jouw
casus centraal staat eens een uitgewerkt systeempentagram. 
• Een belangrijke systeemgerichte interventie vormt het inzetten van
steunbronnen rondom het individu. Inventariseer eens welke
steunbronnen er zijn rondom de persoon (Tiny, Harry of Sonja)
binnen jouw casus. Ga ook eens na welke mogelijke functies deze
steunbronnen kunnen hebben.
Social Support
• Netwerken in eerste, tweede en derde sector zijn ook systemen
• Sociale netwerken hebben zes functies:
• Emotionele steun
• Cognitieve steun
• Normatieve steun
• Sociaal contact (verbreding)
• Materiële / praktische steun
• Maatschappelijke / sociale invloed
 Inzet steunbronnen (positieve feedback zie dia 13) ten behoeve van
versterken eigen kracht burger (zie negentropie dia 7): empoweren
Succes en dank jullie wel
voor de aandacht !

You might also like