Download as pptx, pdf, or txt
Download as pptx, pdf, or txt
You are on page 1of 38

Heksen en

heksenvervolging
Inleiding

De moderne West-Europese mens ziet zichzelf graag


als verlicht, rationeel en niet-bijgelovig. De mens in het
verleden was achterlijk, irrationeel, wandelend in de
duisternis van geloof en bijgeloof.

Werden tijdens de Middeleeuwen immers niet


duizenden onschuldige ‘heksen’ vermoord? 

Deze visie is historisch gezien ongenuanceerd en


onjuist.
1. De heksenvervolgingen zijn bijvoorbeeld geen
Middeleeuws fenomeen, maar vonden vooral
tijdens de zestiende en zeventiende eeuw plaats:
de ‘nieuwe’ tijd.

2. Het aantal ‘heksen’ dat tussen ongeveer 1550 en


1750 in Europa is omgebracht is ongeveer 50.000,
waarvan zo’n 20 tot 25 % man.
Dat is uiteraard een afschrikwekkend aantal, maar de
slachtofferstatistieken van de twee wereldoorlogen zijn
van een andere orde…
De heksenjacht die tussen 1550 en 1680 in heel
christelijk Europa heerste, moet in verband
gebracht worden met de godsdienstoorlogen en de
protestantse hervorming, maar vooral met de
katholieke contrareformatie.
Uit de ordonnantie van Filips II van 1592:

'Tussen de andere grote zonden , ongelukken en


gruwelen, die deze ongelukkige tijd ons dagelijks te
zien geeft, en die tot ondergang en wanorde van de
wereld leiden, zijn er sekten van verschillende
soorten van toverij, van hekserij , van bedriegerij, van
zinsbegoocheling, verblinding en godslastering.
Bepaalde ware instrumenten van de duivel gaan er,
na de ketterijen, geloofsverzakingen en
godloocheningen, dagelijks op vooruit..'
Miniatuur uit 1451
Het beruchte Malleus Maleficarum
(1486) van de Benedictijnse
monniken Heinrich Krämer en
Jakob Sprenger
De schrijvers beweren dat

'vrouwen heksen zijn omdat zij vatbaarder zijn voor


de listen en lagen van de duivel; dat komt omdat zij
lichtgelovig zijn en zwakker van lichaam en geest
dan mannen en meer geneigd tot het vleselijke .
Hun intellect is van een andere aard dan dat van
een man. Zij hebben een losse tong ; zij zijn
gevormd uit een gebogen rib en daardoor
onvolmaakt; zij zijn altijd geneigd tot bedriegen.’
Heksen werden ervan
beschuldigd mannen impotent te
maken, pasgeboren baby's te
verslinden,
de melk van hun buren zuur te
maken of hun boter te laten
mislukken, hun vee te laten
sterven of hun kinderen ziek te
maken.
Men beschuldigde hen van
het uitdelen van
voorbehoedmiddelen en het
verrichten van abortus.

Zowel de vroedvrouwen als de vrouwen die van hun diensten gebruik


maakten , stelden zich bloot aan beschuldigingen dat zij de wetten der kerk
overtraden.
Vrouwelijke genezers waren niet de
enigen die van hekserij werden
beschuldigd, zomin als vrouwen
alleen, maar van de slachtoffers was
85 procent vrouw en voor het
merendeel ook nog arm en
alleenstaand. De overgrote
meerderheid was bejaard.
Heksenjagers

Bij studie van bewaarde


archieven is het opvallend
hoe groot de verschillen zijn
tussen bepaalde streken
i.v.m. de heksenvervolging.

Sommigen hebben zo hele


families mét kleine kinderen
laten verbranden, onder
voorwendsel dat ze
behoorden tot een ras dat
uitgeroeid moest worden uit
schrik dat het kwaad zich zou
voortplanten.
De slachtoffers van de
repressie: mannen, kinderen
en vooral vrouwen

In Bouchain bijvoorbeeld
(Henegouwen) liet Charles Van
der Camere tussen 1610 en
1620, 163 tovenaars en
heksen vervolgen waaronder
34 kinderen. Daarvan zijn er
63 vrouwen, 9 mannen en 18
kinderen omgekomen op de
brandstapel.
De vrouw die een verbond met de
duivel sloot beging een
drievoudige zonde:
1. Een zonde tegenover God door
zich aan de duivel te wijden
2. Een zonde van wellust door
ontuchtig met de duivel om te
gaan
3. Een zonde tegenover de
mensheid door haar afstamming
in gevaar te brengen.
Het waren de deelname
aan de sabbat en de
paring met de duivel die
de essentie vormden van
het hekserijmisdrijf.
Bovendien werd hekserij als
erfelijk beschouwd. Het volstond
dat de moeder, grootmoeder of
tante als heks was terechtgesteld
om op zijn beurt verdacht te zijn.

Hans Baldung Grien , 1508


De procesvoering in heksenprocessen
aan de hand van het geding tegen

Cathelyne Van den Bulcke te Lier in


1589

De meeste heksenprocessen beginnen


met een aangifte, d.w.z. een mondelinge of
schriftelijke mededeling aan de bevoegde
plaatselijke gerechtsofficier (baljuw, meier
of schout).
Zodra het gerecht van de toverij op de hoogte was gebracht, werd er
op vordering van de gerechtsofficier een informatie preparatoire of
voorbereidend onderzoek gehouden.

Door twee schepenen van Lier werden een meisje van 13 jaar en
zeven mannen verhoord. Zo bracht men tegen haar in dat zij een
grote pad bij het haardvuur koesterde, dat zij de kerkgang
verwaarloosde, dat zij zich niet teweer had gesteld tegen het verwijt
een tovenares te zijn, dat zij soms van gedaante veranderde en
daarbij een geel kleurtje kreeg en schudde en beefde alsof zij van de
duivel bezeten was, dat zij eens verteld had door een geest aan haar
linkerarm gekwetst te zijn, en dat koeien in wier nabijheid zij was
gekomen, plotseling ziek waren geworden.
De aanhouding en opsluiting van de verdachte.
De aanhouding werd door de rechtbank meestal op basis van het
voorbereidend onderzoek bevolen.
De ondervraging van de verdachte.

Cathelyne Van den Bulcke werd de dag na haar aanhouding door


twee schepenen ondervraagd. Na zich van haar identiteit te hebben
vergewist, vroegen zij eerst hoe haar moeder was gestorven. Zij
antwoordde dat zij als tovenares op de brandstapel was geëindigd.
Vervolgens werd haar kennis van de christelijke gebeden getest.
Een paternoster en een weesgegroetje kon zij lezen, maar haar akte
van geloof en de tien geboden kende zij niet.
Daarna volgden de eis en het verweer.

De schout overhandigde de 'aenspraecke' (zie tekst)


waarin hij stelde dat Cathelyne God en zijn heiligen had
afgezworen, zich aan de duivel had overgegeven en in zijn
dienst verderf had rondgezaaid. Hij eiste een veroordeling
tot de tortuur.
Cathelyne diende een verzoekschrift in tot
invrijheidsstelling omdat haar aanhouding alleen was
gegrond op de verklikking door een kind van minder dan 14
jaar, dat dan nog zwakzinnig bleek.
Het bewijs.

De doodstraf kon in onze gewesten alleen worden uitgesproken indien


de dader had bekend. Wilde men een doodvonnis uitspreken dan moest
men de verdachte steeds pijnigen indien hij niet spontaan bekend had.
In heksenprocessen, waar de vuurdood de normale straf was, en een
spontane bekentenis daarom zo goed als uitgesloten was, kwam het er
dan ook meestal op aan om van de verdachte een bekentenis af te
persen.
De waterproef
De 'scherpe examinatie'
Voetklem, ‘vork’ en duimschroeven
Opgieten met
water of urine van
een koe.
Bewerken van
de schenen.
Vrij ‘makkelijke’
manier van folteren,
en dus vaak
toegepast: de palei.
De executie

You might also like