Download as pptx, pdf, or txt
Download as pptx, pdf, or txt
You are on page 1of 44

Nog 2 weken

voorbereiding SE
Eerst oefenen moderne
poëzie
Klas 5 Dan oude poëzie

periode 2
Literatuur Geen poëzie-
presentaties
Renaissance & Verlichting i.v.m.
Poëzie uitgevallen
Week 6/les 1 lessen
Reminder: poëzie?
Een dichter probeert met weinig woorden een bepaald gevoel bij de
lezer op te roepen. Om dit effect te bereiken zal hij zijn woorden
zorgvuldig kiezen en zijn zinnen zorgvuldig formuleren. De dichter zal
dus veel aandacht besteden aan de vorm van zijn zinnen.
Die aandacht voor de vorm kun je op verschillende niveaus waarnemen:
1. Klank en rijm > 109 Dautz. Nummers 1/3/4 kunnen
2. Metrum en ritme toepassen bij SE, oude
gedichten, zie Dautzenberg
3. Beeldspraak/ Stijlfiguren > 111 Dautz. Bredero/Huyens, PC
4. Strofebouw > 109 Dautz. Hooft,Vondel
Strofebouw & rijm, par. 109
• Klankovereenkomsten (of: rijm) in poëzie bepalen deels de vorm van
poëzie. Ze creëren eenheid binnen het gedicht of binnen de dichtregels.

• Het rijmschema is de schematische weergave van de eindrijmen in een


gedicht.

• Alle woorden die op een regel staan = versregel


• Een strofe: gegroepeerde versregels

• distichon: 2 regels Sonnet?


• terzet: 3 regels
• kwatrijn: 4 regels
Rijmschema’s?/SE Sonnet kent
variaties, goed
Men noemt de eerste rijmklank a, de tweede b enz. opletten bij SE

Meest voorkomende rijmschema’s:


a a b b c c = gepaard rijm
a b a b = gekruist rijm
a b b a = omarmend rijm

Ook mogelijk:
a b c a b c = verspringend rijm
a a a a = slagrijm

abba abba abba abba


cdc dcd cde cde
Klank en rijm

Er zijn allerlei soorten rijm, afhankelijk van de


plaats van de woorden die rijmen. Veelgebruikt is
het eindrijm.

Eindrijm: de laatste woorden of lettergrepen van de


versregels rijmen op elkaar.

Eindrijm trekt door zijn vorm meer de aandacht


dan andere vormen van rijm.
Zie je, ik hou van je, Herman Gorter
Zie je ik hou van je,
Zie je ik wou graag zijn
ik vin je zoo lief en zoo licht
jou, maar het kan niet zijn,
je oogen zijn zoo vol licht het licht is om je, je bent
nu toch wat je eenmaal bent.
ik hou van je, ik hou van je.

En je neus en je mond en je haar

en je oogen en je hals waar

je kraagje zit en je oor

met je haar er voor.


Klank en rijm/SE

Behalve eindrijm aan het einde van een versregel


heb je ook nog: volrijm en twee soorten halfrijm.

Volrijm: zowel de beklemtoonde klinkers als de


daaropvolgende medeklinkers rijmen: haten/laten.

Halfrijm:
Assonantie: alleen de klinkers rijmen: lief/diep.
Alliteratie: alleen de beginmedeklinkers rijmen:
met man en muis.
Welke rijm herken je?
Fragment uit “De idioot in het bad”van M.
Vasalis
Met opgetrokken schouders, toegeknepen ogen,
haast dravend en vaak hakend in de mat,
lelijk en onbeholpen aan zusters arm gebogen,
gaat elke week de idioot naar het bad.

De damp, die van het warme water slaat


maakt hem geruster: witte stoom…
En bij elk kledingstuk, dat van hem afgaat,
bevangt hem meer en meer een oud vertrouwde droom.

(eerste twee strofen)


Welke rijm herken je?
Fragment uit “De idioot in het bad”van M.
Vasalis
Met opgetrokken schouders, toegeknepen ogen,
haast dravend en vaak hakend in de mat,
lelijk en onbeholpen aan zusters arm gebogen,
gaat elke week de idioot naar het bad.

De damp, die van het warme water slaat


maakt hem geruster: witte stoom…
En bij elk kledingstuk, dat van hem afgaat,
bevangt hem meer en meer een oud vertrouwde droom.

(eerste twee strofen)


Enjambement?/SE
• Regels worden afgebroken op een plaats waarin in de zin juist geen pauze
valt.

• Hierdoor >
valt rijm bijvoorbeeld minder op, of tegenovergestelde effect: laatste woord valt
extra op.
Soms dient enjambement juist om te rijmen.
Enjambement?
• Het creëren van ongebruikelijk rijm.

De kat viel van de trappe,


mijn vader verkoopt aardappe-
len en uien.

(Multatuli)
Enjambement?
• Het nadrukkelijker maken van rijm.

De bloemen, witte en geele als room en rood'


Als kindernagels en gestreepte, lood-
Blauw als een avondlucht bij windgetij.

(Herman Gorter)

• Of soms het juist minder nadrukkelijk maken van rijm.


Enjambement?
• Soms ook: omwille van het metrum of ritme.
• Een zin kan door een enjambement niet alleen als een geheel worden gelezen,
maar er worden door enjambement ook aparte versregels gecreëerd, die op
zichzelf kunnen worden gelezen.

• Bijna nooit zie je een vogel in de lucht


zich bedenken, zwenken, terug.
(Judith Herzberg)

Zo creëert de dichter eventuele meerdere betekenislagen.


Lees dit gedicht:
• Maandag

Uit de versufte tunnel nacht


ratelt een blikken zeer goedkope
morgen vrij en zet een volle
week als een valluik open

straten worstelen zich verwoed


een uitweg naar de buitenwijken
een enkele boom op een ontnuchterd plein
houdt moeizaam stand

over een handvol uren zullen andere


maar even oude even machteloze
gebaren deze dag weer tot de avond hebben
uitgehold.
Vragen bij het gedicht
• Hoe noemen we de strofes van dit gedicht?

• Geef een voorbeeld van enjambement uit de tweede strofe.

• Noteer één voorbeeld van assonantie uit de eerste strofe.

• Noteer één voorbeeld van alliteratie uit de derde of vierde versregel.

• Zeg kort in eigen woorden wat er in de eerste strofe wordt beschreven (maximaal 15 woorden).

• Beschrijf hoe de maandag in dit gedicht wordt ervaren (maximaal 8 woorden).


Antwoorden
• Kwatrijn

• Regel 3+4

• versufte tunnel

• vrij volle valluik

• De overgang van nacht naar een nieuwe dag / maandag / begin van de week.

• zwaar
Opdracht: lees het gedicht
• Maandag

Uit de versufte tunnel nacht


ratelt een blikken zeer goedkope
morgen vrij en zet een volle
week als een valluik open

straten worstelen zich verwoed


een uitweg naar de buitenwijken
een enkele boom op een ontnuchterd plein
houdt moeizaam stand

over een handvol uren zullen andere


maar even oude even machteloze
gebaren deze dag weer tot de avond hebben
uitgehold.


Uit: Ellen Warmond, Proeftuin, Den Haag, 1953.
Belangrijke begrippen uit paragraaf
109/Dautzenberg (pag. 292)
Rijm:
• Eindrijm
• Binnenrijm • Gepaard rijm: aabb…
(mijn/zijn/daar/waar)
• Alliteratie (beginrijm) • Gekruist rijm: abab…
(mijn/daar/zijn/waar)
• Assonantie (klinkerrijm)
• Omarmend rijm: abba…
• Rijmschema: volgorde van de (mijn/daar/waar/zijn)

rijmklanken aan het slot van de Enjambement


versregels
Huiswerk
• Bestudeer paragraaf 109

Bekijk de gedichten van: Bredero, PC Hooft, Constantijn Huygens, Joost van


den Vondel

Wat herken je?


Rijmschema, strofes, enjambement > volgende les: stijlleer
Klas 5
periode 2
Literatuur
Renaissance & Verlichting
Poëzie
Week 6/les 2
Deze les:

• Verder met stijlleer, paragraaf 111

• Dikgedrukte woorden Dautzenberg > leren voor SE


• Reader: ook aanvullende info. en voorbeelden 
Enkele begrippen uit paragraaf 111

Stijlfiguren: Welke ken je


nog?
• Antithese
• Eufemisme Beeldspraak:
• Hyperbool
• Vergelijking
• Paradox • Metafoor
• Personificatie
• Retorische vraag • Synesthesie
• Woordspeling
Beeldspraak/Dautzenberg 111
• Vergelijking met als/van: overéénkomst tussen twee zaken, beide worden
genoemd en verbonden door de woorden als of van of door een werkwoordsvorm
van zijn of lijken (zo groen als gras / een boom van een vent / je kamer lijkt wel
een vuilnisbelt / hij is (als) een echte gentlemen)

• Metafoor: overéénkomst tussen twee zaken maar niet beide worden genoemd,
alleen het beeld is overgebleven (wat een vuilnisbelt ! ….het weggelaten
verbeelde = je kamer…)
Beeldspraak/Dautzenberg 111
• Personificatie: een abstract begrip of iets uit de natuur wordt
als persoon voorgesteld of krijgt persoonskenmerken. (de ziekte
kreeg hem in haar greep) (de bomen fluisteren) (de zon lacht ons
tegemoet).

Metonymia: er is geen overéénkomst maar een verband tussen twee


zaken, niet beide worden genoemd maar alleen het beeld wordt
genoemd. Bij verband kun je denken aan: deel-geheel (hij heeft geen
dak meer boven zijn hoofd)/ oorzaak-gevolg (ze heeft haar tong
verloren)/ middel-doel / maker-voorwerp (er hangt een Rembrandt
boven mijn open haard)/ voorwerpinhoud (jullie lusten vast nog wel
een glaasje)/ plaats-bewoners (Rotterdam is in rep en roer), etc.
Uitspraak:
Harry Mulisch
Stijlfiguren
• Herhaling: hetzelfde wordt nogmaals in dezelfde bewoording gezegd. (mooi, heel
mooi)

• Tautologie: hetzelfde wordt nogmaals gezegd maar met andere woorden.  (vast en
zeker)

• Pleonasme: m.b.v. een bijvoeglijk naamwoord wordt een eigenschap genoemd die het
zelfstandig naamwoord al bezit. (mooi, groen gras)

• Vooropplaatsing: door woorden voorop te plaatsen krijgen ze meer de nadruk. (Dat


boek, dat wil ik nog eens lezen!)
Stijlfiguren
• Inversie: volgorde van de zinsdelen wordt veranderd. (ik zag hem gisteren in de disco
/ gisteren zag ik hem in de disco – nadruk ligt dan op gisteren)

• Opsomming: aantal zaken worden achter elkaar opgenoemd.

• Climax: de opsomming werkt versterkend. (fluisteren, praten, schreeuwen)?

• Anticlimax: je verwacht een hoogtepunt, maar er komt iets dat het effect volledig
bederft. De ballon werd groter en groter en… …daarna weer kleiner en kleiner!
Stijlfiguren/Dautzenberg 111
• Antithese (tegenstelling): twee zaken worden tegenover elkaar gesteld. (de eerste cd
was supergoed maar de tweede afschuwelijk)

• Paradox (schijnbare tegenstelling): het lijkt een tegenstelling maar is dat niet. (door te
zwijgen vertelt hij mij juist veel)

• Hyperbool (overdrijving): iets wordt aangesterkt en overdreven. (hij ergert zich dood)
Stijlfiguren
• Understatement: iets op een afgezwakte manier zeggen waarbij je wilt dat het
versterkt overkomt. (hij legde zijn hoofd op de spoorlijn toen er een trein aankwam)

• Eufemisme: iets op een verzachtende manier zeggen. (ze hebben de hond laten
inslapen)

• Ironie: milde vorm van spot, vaak wordt het omgekeerde bedoeld van wat er gezegd
wordt. Het is niet echt kwetsend bedoeld.

• Sarcasme: harde vorm van spot, vaak wel kwetsend bedoeld.


Opdrachten/huiswerk
Bestuderen: paragraaf 111 stijlleer
Reader doorlezen > stijlfiguren
Bekijken: gedichten Bredero, PC
Hooft, Vondel, etc.
Wat valt je op aan stijlfiguren?
SE-voorbereiding:
Werken aan samenvatting
Dautzenberg/PWT’s op
SOM/tussentoetsjes & eindtoetsjes
werkboekje
Klas 5
periode 2
Literatuur
Renaissance & Verlichting
Poëzie
Week 6/les 3
Deze les
• Kennisclip Renaissance/aflevering “bezeten van boeken”
• Oefenen met “oude” gedichten
• Toepassen van de termen uit paragraaf 109-110-111 Dautzenberg

• Voorbereiding poëzie-presentatie > komt te vervallen ivm SE-week


Opdracht
Sonnet Shakespeare
Maken: vragen 22-28

Bespreken
Antwoorden vraag 22 t/m 28
Vraag 22

• Zal ík je mét een zómerdág vergelíjken? a

• Veel záchter én veel zónnigér ben jíj. b

• Te snél weer móet de tíjd van zómer wíjken; a

• De wínd striemt sóms de blóesems ál in méi. b

• Het hémelóog kan sóms verblíndend zíjn, c

• En díkwijls ís zijn schíjn van kórte dúur, d

• Waardóor de gláns van schóonheid wéer verdwíjnt (c)

• Door ‘t lót of dóor de lóop van dé natúur. d


Vraag 22

• Jouw zómer zál voor éeuwig zómer blíjven, e

• En nóoit jouw prácht verlóren láten gáan; f

• De dóod zal jóu niet ín zijn scháduw kríjgen, (e)

• Wannéer jij ín mijn zínnen blíjft bestáan. f

• Zoláng als ér nog íemand léest en léeft, g

• Zoláng leeft óok de zín die léven géeft. g


Vraag 22/alliteraties:
• Voorbeelden van alliteratie:

• • zal, zomerdag, zachter, zonniger, zomer, zomer, zal, zomer, zal, zinnen, zolang,
zolang, zin

• • vergelijken, veel, veel, verblindend, verdwijnt, voor, verloren

• • weer, wijken, wind, waardoor, wanneer

• • snel, striemt, soms, soms. schijn, schoonheid

• • lot, loop, laten, leest, leeft


Vraag 22/assonanties
• Voorbeelden van assonantie:

• • vergelijken, jij, wijken, mei, zijn, verdwijnt, blijven, krijgen, jij, mijn, blijft

• • zomerdag, zomer, hemeloog, waardoor, schoonheid, door, loop, zomer, zomer,


nooit, verloren, dood, zo(lang), zo(lang), ook

• • zonniger, soms, soms, korte, lot

• • veel, veel, weer, weer, wanneer, leest, leeft, leeft, leven, geeft


Vraag 23
• 23

• De -ij assoneert opvallend veel.

• De -z allitereert opvallend veel.


Vraag 24
• De aangesprokene (‘jij’) wordt vergeleken met ‘een zomerdag’. Het object is ‘jij’;
het beeld is ‘zomerdag’.
Vraag 25
• • De aangesprokene is ‘veel zachter’ en ‘veel zonniger’ dan een zomerdag.

• • De zomer van de aangesprokene zal eeuwig duren (terwijl de zomerdag eindig


is).

• • De ‘pracht’ van de aangesprokene zal nooit verloren gaan (terwijl een gewone
zomerdag wegkwijnt en verdort onder het verblindende hemeloog.
Vraag 26
• Zo lang als er mensen zijn die lezen (ogen hebben om te zien) en leven (een hart
hebben om mee te voelen) zul jij in mijn gedachten zijn.

• Toelichting

• In de regel ‘Wanneer jij in mijn zinnen blijft bestaan’ betekent ‘zinnen’ zoiets als
gedachten (denk aan de uitdrukking ‘hij is niet bij zinnen’, hij heeft zijn verstand
verloren).
Vraag 27
• Er is eerder sprake van een pointe in het laatste distichon dan van een wending na
de eerste twee strofen.

• Ten eerste kun je dat zien aan de vorm: het distichon volgt op drie kwatrijnen.

• Ten tweede gaan de eerste drie strofen over de ‘jij’ en heeft de laatste strofe een
meer algemene strekking.
Vraag 28
• Eigen antwoord 
Zelfstandig werken aan voorbereiding SE
• Samenvatting maken Dautzenberg • Reader Poëzie bestuderen > termen
voor analyse (nodig voor SE)
• Klucht molenaar
• Alliteratie
• PWT’s op SOM bestuderen
• Assonantie
• Tussentoetsjes maken/eindtoetsjes
maken Dautzenberg/werkboekje > • Enjambement
antwoorden op SOM
• Rijmschema
• Sonnet
Volgende week: oefenen • Beeldspraak/stijlfiguren
met poëzie oude werken

You might also like