Professional Documents
Culture Documents
05 - Discours Als Narratief - NEW
05 - Discours Als Narratief - NEW
05 - Discours Als Narratief - NEW
1 Taal en Discours
Faculteit Letteren
1. narratieve theorie
Propp, Vladimir (1928). Morphology of the folktale. Indiana Bloomington: University of Indiana.
3 [Engelse vertalingen vanaf 1958]
1.1 Sprookjes en vertelfuncties
personages functies
• slechterik / villain 1 afwezigheid – verwijdering / 2 verbod / 3 overtreding
• donor / 4 verkenning – vragen / 5 overbrenging info of
boodschap / 6 bedrog / 7 medeplichtigheid / 8
• helper misdrijf/stap/daad of gebrek/gemis / 9 mediëring-
• prinses of gezochte persoon overgang / 10 tegendaad / 11 vertrek / 12
proef/ondervraging/aanval / 13 reactie / 14 magisch
• opdrachtgever voorwerp / 15 verplaatsing naar ander koninkrijk / 16
• held strijd/confrontatie / 17 teken / 18 nederlaag–
overwinning / 19 herstel / 20 terugkeer / 21
• valse held
achtervolging / 22 hulp / 23 aankomst incognito / 24
eisen / 25 moeilijke opdracht / 26 opdracht volbracht /
27 herkenning / 28 ontmaskering / 29 transfiguratie /
30 (be)straf(fing) / 31 huwelijk en/of troonsbestijging
4 Propp, Vladimir (1928). Morphology of the folktale. Indiana Bloomington: University of Indiana.
1.1 Sprookjes en vertelfuncties
• elke functie wordt analytisch
opgedeeld in subfuncties
5
1.1 Sprookjes en vertelfuncties
• sprookjes kunnen worden
gecatalogeerd als typische
sequensen van functies
6 Faculteit Letteren
Lévi-Strauss:
1.1.1 Kritiek op Propp structuralistische antropologie
• plus • dubbelzinnig formalisme bij Propp door
• formalistische verhaaltheorie los • gebrek aan veldwerk
historische rol van de auteur • focus culturele context
• tekstimmanente analyse: • formalisme blijft gebonden aan
hors du texte, point de salut
inhoud
• grote invloed op de narratologie
• Bremond
• min
• typologie berust op één subtype: dat
• vele sprookjes geen 31 functies
noch lineaire structuur van de drakendoder
• van toepassing op één bepaald type • reductie tot drie sequenties:
sprookje verslechtering-verbetering /
• veel verhaalaspecten onontgonnen verdienste-beloning / straf
• algemeen prototype ontoereikend
7
1.1.2 Greimas, actantieel model
• Litouws taalkundige: interesse voor
mythologie
• 6 rollen verbinden
• handelende instanties
(personages)
• en objecten
• 3 assen
• willen (subject, object)
• kunnen (adjuvant, opposant)
• transmissie of kennis
(bestemmer/bestemmeling)
8 Greimas, Algirdas J. (1986) [1966]. Sémantique structurale. Paris: P.U.F.
samenvatting basisactanten
1. Subject (S): Dit is het actieve personage dat handelt of probeert een doel te bereiken in het verhaal. Het is meestal het
hoofdpersonage of de protagonist.
2. Object (O): Dit is het doel of object van verlangen van de subject. Het is wat de subject probeert te bereiken of te verwerven.
3. De Helper/Adjuvant (A): Dit is een personage dat het subject helpt bij het bereiken van zijn doel. Het biedt steun, advies of
hulp aan het subject.
4. De Tegenstander /Opposant (O): Dit is een personage dat de subject tegenwerkt en probeert te voorkomen dat hij zijn doel
bereikt. Het creëert obstakels of conflicten voor de subject.
5. De Zender/Destinateur (D): Dit is een personage dat een bevel, opdracht of informatie geeft aan de subject. Het kan de plot
in beweging zetten door de subject te motiveren om actie te ondernemen.
6. De Ontvanger/Destinataire/Récepteur (R): Dit is een personage dat de acties van de subject ontvangt of beïnvloedt. Het kan
het effect van de acties van de subject ervaren of erop reageren.
• door deze actanten te identificeren en hun onderlinge relaties te analyseren, kan het actantieel model helpen om de structuur en
dynamiek van een verhaal te begrijpen.
• raamwerk om de rollen van verschillende personages te onderscheiden en
• de ontwikkeling van plotlijnen te analyseren.
9 Faculteit Letteren
1.1.2 Greimas, actantieel model
voorbeeld
• subject / begunstiger/destinateur (koning)
• geeft object (dochter)
• aan subject / begunstigde / destinataire (held)
• op voorwaarde dat de held de tegenstander
(draak, heks) uitschakelt
• in zijn strijd wordt het heldhaftige subject ook
bijgestaan door helpers
(magisch zwaard, paard, schildknaap, moed
van de prins)
• zijn zwaktes versterken zijn tegenstander
(draak, heks, vermoeidheid van de prins en
andere zwaktes)
12
1.2.1 narratologie: basisbegrippen
• histoire H: • voorbeeld: detectiveverhaal
geschiedenis of verhaal (Eng: story)
narratieve inhoud wat gebeurde er?
• temps du récit en vertelvolgorde:
• A1 (ontdekking – 5 blz.)
• récit R:
vertelling (Eng.: • B2 (flashback – 100 blz.)
discourse): hoe wordt het verhaal verteld? • C3 (oplossing 2 blz.)
• séquence narrative: • analepsis van B
narratieve sequentie (Eng: plot) • temps de l’histoire:
• prolepsis: anticipatie R voor H chronologische volgorde
• analepsis : retrospectie R na H
B1, A2, C3
• temps/tijd
• temps de l’histoire – vertelde tijd (tH):
tijd waarover wordt verteld
• temps du récit – tijd van vertelling (tR):
tijd die het verhaal eraan besteedt
13 Faculteit Letteren
1.2.1 narratologie: basisbegrippen
• histoire H:
geschiedenis of verhaal (Eng: story)
narratieve inhoud wat gebeurde er?
• récit R:
vertelling (Eng.:
discourse): hoe wordt het verhaal verteld?
• séquence narrative:
narratieve sequentie (Eng: plot)
• prolepsis: anticipatie R voor H
• analepsis : retrospectie R na H
• temps/tijd
• temps de l’histoire – vertelde tijd (tH):
tijd waarover wordt verteld
• temps du récit – tijd van vertelling (tR):
tijd die het verhaal eraan besteedt
Kaempfer, K., Micheli, R. (2005). Méthodes et problèmes: la temporalité narrative.
14 Université de Lausanne: Section de français.
Faculteit Letteren
1.2.1 narratologie: basisbegrippen
• histoire H: Par exemple, pour anticiper sur mon séjour en
geschiedenis of verhaal (Eng: story) Normandie j'entendis à Balbec un inconnu que je
narratieve inhoud wat gebeurde er? croisai sur la digue dire: La famille du directeur du
• récit R: ministère des Postes. Or (comme je ne savais pas
vertelling (Eng.: alors l'influence que cette famille devait avoir sur
discourse): hoe wordt het verhaal verteld? ma vie), ce propos aurait dû me paraître oiseux
[...].
• séquence narrative:
narratieve sequentie (Eng: plot) Proust, A la recherche du temps perdu
• prolepsis: anticipatie R voor H prolepsis 1: verteller kondigt belang van het vorige
• analepsis : retrospectie R na H feit aan voor later moment in vertelling “pour
• temps/tijd anticiper”
• temps de l’histoire – vertelde tijd (tH): prolepsis 2: “je ne savais pas alors l’influence”
tijd waarover wordt verteld prolepsis 2
• temps du récit – tijd van vertelling (tR): belangrijker voor verhaal dan
tijd die het verhaal eraan besteedt prolepsis 1
15 Faculteit Letteren
1.2.2 narratieve vertelinstantie
diëgese: het spatio-temporele universum aangeduid door de vertelling
“La diégèse est l’univers spatio-temporel désigné par le récit.”
(Genette 1972: 280) [English: diegesis]
• heterodiëgetisch: verteller maakt geen deel uit van verhaal (vaak alwetend)
• homodiëgetisch: personage is verteller-personage binnen het verhaal
• autodiëgetisch: protagonist en verteller vallen samen
• opgelet:
verteller (verhaaltechnisch) niet verwarren met de auteur (biografische persoon)!
17 Faculteit Letteren
1.2.3 focalisatie: voorbeelden
• alle voorbeelden ontleend aan klassieke Franse roman, voornamelijk 19de
eeuw, of kinderliteratuur
• daarmee tonen we aan
• dat romans in een bepaalde historische periode focalisatietechnieken
binnenbrengt in de roman
• dat focalisatie niet beperkt is tot zeer elitaire vormen van literatuur
• uitdrukkingen in vet zijn focalisateurs: ze brengen een focalisatieshift tot stand
19 Faculteit Letteren
1.2.3 focalisatie – voorbeeld externe
La belle se levait à Comme il faisait une chaleur de tente-trois degrés, le boulevard Bourdon se trouvait
quatre heures du absolument désert.
matin, et se Plus bas le canal Saint-Martin, fermé par les deux écluses étalait en ligne droite son eau
dépêchait de couleur d'encre. Il y avait au milieu, un bateau plein de bois, et sur la berge deux rangs de
barriques.
nettoyer la maison
Au delà du canal, entre les maisons que séparent des chantiers le grand ciel pur se
et d’apprêter le découpait en plaques d'outremer, et sous la réverbération du soleil, les façades blanches […]
dîner pour la les quais de granit éblouissaient. Une rumeur confuse montait du loin dans l'atmosphère
famille […] quand tiède ; et tout semblait engourdi par le désœuvrement du dimanche et la tristesse des jours
elle avait fait son d'été. Deux hommes parurent. L'un venait de la Bastille, l'autre du Jardin des Plantes. Le plus
ouvrage, elle lisait, grand, vêtu de toile, marchait le chapeau en arrière, le gilet déboutonné et sa cravate à la
elle jouait du main. Le plus petit, dont le corps disparaissait dans une redingote marron, baissait la tête
clavecin, ou bien sous une casquette à visière pointue. Quand ils furent arrivés au milieu du boulevard, ils
chantait en filant s'assirent à la même minute, sur le même banc.
Pour s'essuyer le front, ils retirèrent leurs coiffures, que chacun posa près de soi ; et le petit
(J.M. Leprince de
homme aperçut écrit dans le chapeau de son voisin : Bouvard ; pendant que celui-ci
Beaumont, La distinguait aisément dans la casquette du particulier en redingote le mot : Pécuchet. » [...]
Belle et la bête) (Flaubert, Bouvard et Pécuchet, 1881)
20 Faculteit Letteren
1.2.3 focalisatie – voorbeeld interne
Frédéric, en face, distinguait Le garçon eut l’impression de voir une île
l'ombre de ses cils. Elle trempait magique: des blocs de pierre noirs tachetés
ses lèvres dans son verre, cassait d’or de détachaient du ciel qui était d’un vert
un peu de croûte entre ses doigts ; transparent. Au sommet de l’île se dressait
le médaillon de lapis-lazuli, attaché un géant les bras tendus vers le ciel, et dans
par une chaînette d'or à son la mer, blanche comme du lait, nageaient les
poignet, de temps à autre sonnait baleines, des requins et d’énormes monstres
contre son assiette. Ceux qui marins. En se rapprochant, Nils comprit que
étaient là, pourtant, n'avaient pas les blocs de pierre étaient des maisons et le
l'air de la remarquer. » [...] géant une église aux tours carrées. Les
(Flaubert, L'Éducation animaux marins étaient des navires.”
sentimentale, 1869). (Sella Lagerlöf, Le merveilleux voyage de
Nils Holgersson)
21 Faculteit Letteren
1.2.4 focalisatieshifts binnen verhaal
23 Faculteit Letteren
1.2.5 toepassingen focalisatie: film en videogame
24 Faculteit Letteren
1.2.5 toepassingen focalisatie: film en videogame
• focalisatie kan worden doorgetrokken tot
cameraperspectief
• talig
• standpunt scooterbestuurder, die dominant spreekt,
de boer beperkt zich tot korte interventies
• + visueel
• extern standpunt bestuurder
(visuele waarneming)
• intern standpunt bestuurder
(gevoel - verwondering)
• extern standpunt boer
• 2 externe viewpoints worden sequentieel georchestreerd
door regisseur met bird’s eye perspectief
• humoristisch effect door layering van perspectieven: ons
kijkersperspectief uitgebreid van scooter naar boer, hieruit
ontstaat humoristisch effect
25 Faculteit Letteren
1.2.5 toepassingen focalisatie: film en videogame
• nulfocalisatie in bird’s eye perspectief van bovenuit
= objectieve waarneming van het geheel
• gamer kruipt in huid van extern tennispersonage
(Serena Williams, Robert Federer) van waaruit
hij dient te anticiperen op plek waar bal landt, vaak
ontbreekt het de speler aan die visuele expertkennis
• gele spots in spel markeren punten waar tennisexpert bal
denkt te zien landen
= interne focalisatie van het denken van de toptennisser
• ludodiëgese: interactiviteit van speler in game wordt
aangestuurd door de perceptie van focalisatie (Pinchbeck
2007)
• speelmodi switchen focalisaties of perspectieven aan en
af
• ook andere beeldelementen of muziek kunnen
diëgetisch-focaliserende functie hebben
Allison, F. (2015). Whose mind is the signal? Focalization in video game narratives.
26 In DiGRA Conference.
Faculteit Letteren
1.2.5 toepassingen focalisatie: film en videogame
• nulfocalisatie in bird’s eye perspectief van bovenuit
= objectieve waarneming van het geheel
• gamer kruipt in huid van extern tennispersonage
(Serena Williams, Robert Federer) van waaruit
hij dient te anticiperen op plek waar bal landt, vaak ontbreekt
het de speler aan die visuele expertkennis
• gele spots in spel markeren punten waar tennisexpert bal denkt
te zien landen
= interne focalisatie van het denken van de toptennisser
• ludodiëgese: interactiviteit van speler in game wordt
aangestuurd door de perceptie van focalisatie (Pinchbeck 2007)
• speelmodi switchen focalisaties of perspectieven aan en af
(bij het ontbreken ervan krijgen we
nul- of externe focalisatie)
• ook andere beeldelementen of muziek kunnen diegetisch-
focaliserend functie hebben
(dwingende muziek wijst bijvoorbeeld op waarschuwing of
snelheid)
Allison, F. (2015). Whose mind is the signal? Focalization in video game narratives.
27 Faculteit Letteren
In DiGRA Conference.
1.2.5 discoursanalyse en games?
James Paul Gee Astrid Ensslin
• game based learning • textualiteit
(goede) video games versterken leerprocessen van games
t.o.v. klassieke teksten
• 16 positieve aspecten van games
• identiteit: verworven door speler via het personage dat ze “spelen” • lexicon, metaforen en buddylects
• productie: gamer draagt bij tot het verhaal • discourspatronen online gamers
• gesitueerde betekenis van woorden in spelsituaties • onderliggende ideologie
• probleemoplossend denken ras, gender…
• teamgerichte interactie leidt tot delen van kennis
• cross-functionele teams met samenwerking tussen verschillende skills
• performantie gaat vooraf aan competentie
(in tegenstelling tot klassiek leren van taal)
• recenter ook toegepast op sociale media
28
1.3 intertextualiteit
• Dit begrip dook op als een 1.3.1
eigenschap van teksten bij De definitie
Beaugrande & Dressler 1.3.2
• We definiëren het begrip en tonen dialogiciteit in sociaal-diachronische
de doorwerking ervan aan in literaire discourstheorie
en taalkundige vormen van 1.3.3
discourse studies intertextualiteit in literair Peirceaans
• daarbij kijken we naar sleutelauteurs perspectief
• en enkele toepassingen 1.3.4
intertextualiteit in conversatieanalyse
en ideologie
Slembrouck, S. (2011). Intertextuality. In Zienkowski, J., Verschueren, J. (eds.),
29 Faculteit Letteren
Discursive pragmatics (Vol. 8, pp. 251-266). John Benjamins.
1.3.1 intertextualiteit: definitie
33
1.3.1 intertextualiteit: meer algemeen
• elke tekst kan gezien worden als • Tekstwetenschap is geen losstaande
een sequentie waarin de schrijver discipline binnen de sociale wetenschappen.
(hypothetisch) anticipeert op • Hoe kom je tot die conclusie?
mogelijke vragen van lezer • Als je naar de publicaties kijkt die
verschenen zijn in de TW dan zie je geen of
nauwelijks gemeenschappelijke
• illustratie hiernaast: doelstellingen
linkerbullets zijn tekst • Is dat eigenlijk wel een argument?
rechterbullets zijn de impliciete • En dat is toch het minste dat je zou
vragen van een potentiële lezer verwachten van onderzoekers die in een
waarop tekst anticipeert nieuw onderzoeksveld actief willen zijn
• Er zijn toch criteria voor het bepalen van
een onafhankelijke discipline?
34 Faculteit Letteren
1.3.1 Julie Kristeva:
intertextualiteit als poststructuralisme:
buiten taal en tekst is niets denkbaars
semiotiek symboliek
• Bulgaarse semiotica, vertaalde werk van Bakhtin en • we gaan hier minder in op andere boeiende
Voloshinov in het Parijs van de jaren ‘1969 aspecten van haar werk
• combineerde literaire Russische traditie met de
• link met de psychoanalyse van Lacan: taal is
structuralistische Franse semiotiek
(Benveniste en Jakobson) de (mannelijke) symbolische ruimte waarin
• taaluiting is de combinatie van
het kind zich los van emotionele moederband
• énoncé: de betekenis van het gezegde
ontwikkelt tot sprekend subject
• énonciation: de productieve en dynamische act • maatschappelijke identiteit ontwikkelt zich
van betekenisgeving in context >> ritme, antropologisch volgens deze uitsluiting van
uitdrukking van emotie vrouwelijkheid
• onderscheid rationele en emotionele dimensie van
taal • ontwikkelt zich tot boegbeeld van feminisme
• voorbeeld: ik ben blij en feministische literatuurkritiek
35 Faculteit Letteren
1.3.2 dialogisme
in sociaal-diachronische discourstheorie
Mikhail Bakhtin (1895-1975)
Russisch filosoof en literatuurtheoreticus
verwierf in jaren ’70 faam in Westen
kernbegrippen
• dialogisme: woordbetekenis geen abstracte
woordenboekbetekenis, maar veeleer
geactualiseerd en afhankelijk van historisch-
discursieve situatie
• polyfonie: door auteur georkestreerde
meerstemmigheid
• heteroglossie: talige gelaagdheid van deze
stemmen, ze verwijzen naar diverse sociale
contexten en taalvormen
combinatie van literaire en sociale visie op discours
Bakhtin, M. M. (2010). The dialogic imagination: Four essays (Vol. 1). University of texas
36 Press.
1.3.2 A. Dostojevski’s
romans
• polyfonie of meerstemmigheid, assemblage van
stemmen
• verteller orkestreert stemmen
• elk personage spreekt voor zich (bv.2.3)
• verteller kan hiernaast aanwezig zijn
• auteur vertelt verhaal vanuit deze meerledige
stemmen meer dan vanuit een centrale idee:
1 verteller, 2 hij, 3 ik
• heteroglossie:
• het gelijktijdig vorkomen van stemmen die
toebehoren aan verschillende sociale
perspectieven, weerspiegeld in dialecten,
jargons, taalregisters eigen aan sociale
groepen
• deze gelaagdheid van polyfonie en sociale variatie
verklaart innovatie van Dostojevski’s romans
40 Faculteit Letteren
1.3.2 dialogiciteit in sociaal-diachronische
discourstheorie: institutioneel discours en genre-evolutie
old school vacaturebericht vacaturebericht nieuwe techuniversiteit
• inhoud • inhoud
• jobinhoud i.f.v. academisch domein en expertise • narratief: impact universiteit op toekomst
kandidaat • marktdiscours: onderhandelbaar loon,
• feitelijke benadering: loon i.f.v. anciënniteit en banden met industrie, reputatiemanagement
barema’s • identiteit
• identiteit • evolutieve institutionele identiteit: build on success
• universitaire identiteit domineert en beschouwd als
• onpersoonlijke institutionele identiteit
bestaand gegeven
• universitaire identiteit domineert en beschouwd
• identiteit sollicitant actief gerepresenteerd; deze kan zelf
als bestaand gegeven een bijdrage leveren aan het vakdomein
• identiteit sollicitant niet gerepresenteerd
• vorm
• vorm • catchy logo en openingszin
• onpersoonlijke stijl, passiefconstructies • conversationele toon (we-you, informal, ring)
• lexicale keuzes uit bureaucratische sfeer • promotionele woordkeuze: dynamisme, energie
Fairclough, N. (1993). Critical discourse analysis and the marketization of public
41 discourse: The universities. Discourse & Society, 4(2), 133-168.
Faculteit Letteren
1.3.2 dialogiciteit in sociaal-diachronische
discourstheorie: institutioneel discours
Norman Fairclough voorbeeld
• universiteiten integreren promotionele genres en discursieve
• literaire inspiratie leidde tot taalkundige technieken eigen aan het domein van marketing
exploitatie • marketingdiscours schept nieuwe hegemonie: sociale
• ontkoppeling van notie intertextualiteit verandering bewerkstelligd door discours leidt tot dominante
discursieve positie van neoliberaal marktdenken
• (manifeste) intertextualiteit: • gewijzigde institutionele identiteit: universiteit profileert zich
aanwezigheid van teksten in een als onderneming
andere tekst • nieuwe autoriteitsrelatie tussen werkgever, werknemer-klant
42 Faculteit Letteren
1.3.3 intertextualiteit in Peirceaans perspectief:
Umberto Eco
Umberto Eco (1932-2016)
• filosoof, mediëvist, semioticus,
cultuurhistoricus, romancier, expert
massamedia
• culturele tekstsemiotiek gebaseerd
op Peirces interpretant
• creatief werk
43 Faculteit Letteren
1.3.3 intertextualiteit in Peirceaans perspectief:
Umberto Eco
• oneindige semiose (Peirce)
interpretant kan teken worden, d.w.z.
een representamen waarop zich
nieuwe interpretant ent
• potentieel oneindige semiose
• combinatie van linguïstische
informatie aangevuld met
culturele interpretatie
44 Eco, U. (1986). Semiotics and the Philosophy of Language. Indiana University Press. Faculteit Letteren
1.3.3 intertextualiteit in Peirceaans perspectief:
Umberto Eco
• oneindige semiose (Peirce)
48
een citaat als besluit bij intertekstuele U. Eco
“Tot dusverre had ik gedacht dat elk boek sprak
over menselijke of goddelijke dingen die bestaan
buiten de boeken. Nu kwam ik tot het besef dat
boeken niet zelden over boeken spreken, met
andere woorden dat het is alsof ze met elkaar
spreken. In het licht van deze overweging kwam
de bibliotheek mij nog onrustbarender voor. Het
was dus de plaats van een lange, een
eeuwenlange fluistering, van een onhoorbare
dialoog tussen perkamenten, een levend ding,
een vergaarplaats van niet door een menselijk
brein te beheersen krachten, schatkamer van
geheimen ontsproten aan ontelbare breinen,
geheimen die degenen die ze hadden
geproduceerd of doorgegeven, hadden overleefd.”
(Naam Van de Roos, p. 300/301)
49 Faculteit Letteren
1.3.4 intertextualiteit in pragmatiek en ideologie
59
1.4.3 storytelling als (multicultureel) activisme
• verhalen gaan over sociale en • gebruik van verhalen toont realiteit van
ecologische rechtvaardigheid sociale ongelijkheid op plekken waar natuur
bedreigd wordt
• verhalen maken culturele uitwisseling
• communities leren reflecteren over hoe
mogelijk, wanneer mensen in een ecologische schade aan hun ecosystemen
andere taal het perspectief van een de levenskwaliteit van hun gemeenschap
andere cultuur vertellen bedreigt, op plekken waarover
wetenschappelijke kwantitatieve data
• mensen met diepgaande kennis over
ontbreken
een gemeenschap worden getraind in
• of waar ecologie herleidt wordt tot een
het vertellen van verhalen en kunnen
industrieel-economische of biologisch-
zo activisten worden die een klimatologische discussie
onbekende gemeenschap
• past in activistische agenda over socio-
vertegenwoordigen en verdedigen ecologische rechtvaardigheid en gelijkheid
60 Houston, D., & Vasudevan, P. (2018). Storytelling environmental justice: cultural studies approaches. In R. Holifield, J.
Chakraborty, & G. Walker (Eds.), The Routledge Handbook of Environmental Justice (pp. 241-251). London: Routledge.
1. narratieve theorie