05 - Discours Als Narratief - NEW

You might also like

Download as pptx, pdf, or txt
Download as pptx, pdf, or txt
You are on page 1of 61

Discours als narratief

prof. dr. Paul Sambre


discoursanalyse en Italiaanse taalkunde
MIDI – Multimodality, Interaction & Discourse

1 Taal en Discours
Faculteit Letteren
1. narratieve theorie

1.1 over sprookjes en vertelfuncties


1.2 narratologie
1.3 intertextualiteit
1.4 sociolinguïstische benadering
1.1 Sprookjes en vertelfuncties: Propp
• Vladimir Propp
• Russich literatuurtheoreticus en taalkundige, interesseerde zich voor folklore
• onderscheid tussen personages (dramatis personae) en de rollen of functies die ze
vervullen in een verhaal
• in het voorbeeld: held is protagonist (personage) in verhaal, die kan verschijnen in
uiteenlopende activiteitsdomeinen (narratieve functies)
• definitie functie: handeling van personage vanuit het standpunt van de betekenis in het
verloop van de intrige

Propp, Vladimir (1928). Morphology of the folktale. Indiana Bloomington: University of Indiana.
3 [Engelse vertalingen vanaf 1958]
1.1 Sprookjes en vertelfuncties
personages functies
• slechterik / villain 1 afwezigheid – verwijdering / 2 verbod / 3 overtreding
• donor / 4 verkenning – vragen / 5 overbrenging info of
boodschap / 6 bedrog / 7 medeplichtigheid / 8
• helper misdrijf/stap/daad of gebrek/gemis / 9 mediëring-
• prinses of gezochte persoon overgang / 10 tegendaad / 11 vertrek / 12
proef/ondervraging/aanval / 13 reactie / 14 magisch
• opdrachtgever voorwerp / 15 verplaatsing naar ander koninkrijk / 16
• held strijd/confrontatie / 17 teken / 18 nederlaag–
overwinning / 19 herstel / 20 terugkeer / 21
• valse held
achtervolging / 22 hulp / 23 aankomst incognito / 24
eisen / 25 moeilijke opdracht / 26 opdracht volbracht /
27 herkenning / 28 ontmaskering / 29 transfiguratie /
30 (be)straf(fing) / 31 huwelijk en/of troonsbestijging
4 Propp, Vladimir (1928). Morphology of the folktale. Indiana Bloomington: University of Indiana.
1.1 Sprookjes en vertelfuncties
• elke functie wordt analytisch
opgedeeld in subfuncties

5
1.1 Sprookjes en vertelfuncties
• sprookjes kunnen worden
gecatalogeerd als typische
sequensen van functies

6 Faculteit Letteren
Lévi-Strauss:
1.1.1 Kritiek op Propp structuralistische antropologie
• plus • dubbelzinnig formalisme bij Propp door
• formalistische verhaaltheorie los • gebrek aan veldwerk
historische rol van de auteur • focus culturele context
• tekstimmanente analyse: • formalisme blijft gebonden aan
hors du texte, point de salut
inhoud
• grote invloed op de narratologie
• Bremond
• min
• typologie berust op één subtype: dat
• vele sprookjes geen 31 functies
noch lineaire structuur van de drakendoder
• van toepassing op één bepaald type • reductie tot drie sequenties:
sprookje verslechtering-verbetering /
• veel verhaalaspecten onontgonnen verdienste-beloning / straf
• algemeen prototype ontoereikend

7
1.1.2 Greimas, actantieel model
• Litouws taalkundige: interesse voor
mythologie
• 6 rollen verbinden
• handelende instanties
(personages)
• en objecten
• 3 assen
• willen (subject, object)
• kunnen (adjuvant, opposant)
• transmissie of kennis
(bestemmer/bestemmeling)
8 Greimas, Algirdas J. (1986) [1966]. Sémantique structurale. Paris: P.U.F.
samenvatting basisactanten
1. Subject (S): Dit is het actieve personage dat handelt of probeert een doel te bereiken in het verhaal. Het is meestal het
hoofdpersonage of de protagonist.
2. Object (O): Dit is het doel of object van verlangen van de subject. Het is wat de subject probeert te bereiken of te verwerven.
3. De Helper/Adjuvant (A): Dit is een personage dat het subject helpt bij het bereiken van zijn doel. Het biedt steun, advies of
hulp aan het subject.
4. De Tegenstander /Opposant (O): Dit is een personage dat de subject tegenwerkt en probeert te voorkomen dat hij zijn doel
bereikt. Het creëert obstakels of conflicten voor de subject.
5. De Zender/Destinateur (D): Dit is een personage dat een bevel, opdracht of informatie geeft aan de subject. Het kan de plot
in beweging zetten door de subject te motiveren om actie te ondernemen.
6. De Ontvanger/Destinataire/Récepteur (R): Dit is een personage dat de acties van de subject ontvangt of beïnvloedt. Het kan
het effect van de acties van de subject ervaren of erop reageren.
• door deze actanten te identificeren en hun onderlinge relaties te analyseren, kan het actantieel model helpen om de structuur en
dynamiek van een verhaal te begrijpen.
• raamwerk om de rollen van verschillende personages te onderscheiden en
• de ontwikkeling van plotlijnen te analyseren.

9 Faculteit Letteren
1.1.2 Greimas, actantieel model
voorbeeld
• subject / begunstiger/destinateur (koning)
• geeft object (dochter)
• aan subject / begunstigde / destinataire (held)
• op voorwaarde dat de held de tegenstander
(draak, heks) uitschakelt
• in zijn strijd wordt het heldhaftige subject ook
bijgestaan door helpers
(magisch zwaard, paard, schildknaap, moed
van de prins)
• zijn zwaktes versterken zijn tegenstander
(draak, heks, vermoeidheid van de prins en
andere zwaktes)

10 Greimas, Algirdas J. (1986) [1966]). Sémantique structurale. Paris: P.U.F.


1.1.2 Greimas, actantieel model - kritiek
pluspunten minpunten
• structuur en ordening, werkt goed bij klassieke • oververeenvouding van narratieve complexiteit
verhalen als middeleeuwse queestes • modernistische literatuur stelt innerlijke leefwereld van
• toont universele functionele verhaalstructuur personages centraal
• behandelde universele structuren zijn cultureel-westers
• analytische opbouw leent zich tot diepgang in
bepaald
motieven van en conflicten tussen actanten
• nieuwe politieke bewegingen (Black power, feminisme,
• leidt tot ontwikkeling van narratologie als postkoloniale theorie) stellen niet het universele centraal,
wetenschappelijk gefundeerde semiotische maar de specificiteit en sociale positie van
theorie, binnen de structuralistische literaire (minderheids)groepen of culturele settings
theorie van de jaren 60-80 • gedetailleerde lectuur van individuele en specifieke
• maakt overeenkomsten tussen teksten teksten legt klemtoon op interpretatie en verschillen
zichtbaar binnen en tussen teksten (poststructuralisme)
• toepasbaar op andere vormen van verhalen • onvoldoende aandacht voor emotionele en affectieve
zoals film, theater en reclame. aspecten van verhalen en relaties tussen actanten, de
klemtoon ligt hier op hun daden

11 Greimas, Algirdas J. (1986) [1966]. Sémantique structurale. Paris: P.U.F.


1.2 narratologie
• onderdeel van literaire kritiek en antropologie die verhalen centraal stelt
• centrale vraag: wie vertelt wat en hoe?
• spin-off van Propps werk: diens verhaaltheorie evolueerde naar een verteltheorie
• gebruikte dominante Saussuriaanse taalkunde als model voor literaire analyse
• centrale positie van Frankrijk
• Tzvetan Todorov, gebruikte als eerste het begrip narratologie
• Roland Barthes: semiotiek van kleine cultuurverschijnselen en onderliggende
mythologie, die de rol van de lezer beklemtoont
• Gérard Genette (Figures)
• leidende figuur in Nederlands taalgebied: Mieke Bal

12
1.2.1 narratologie: basisbegrippen
• histoire H: • voorbeeld: detectiveverhaal
geschiedenis of verhaal (Eng: story)
narratieve inhoud wat gebeurde er?
• temps du récit en vertelvolgorde:
• A1 (ontdekking – 5 blz.)
• récit R:
vertelling (Eng.: • B2 (flashback – 100 blz.)
discourse): hoe wordt het verhaal verteld? • C3 (oplossing 2 blz.)
• séquence narrative: • analepsis van B
narratieve sequentie (Eng: plot) • temps de l’histoire:
• prolepsis: anticipatie R voor H chronologische volgorde
• analepsis : retrospectie R na H
B1, A2, C3
• temps/tijd
• temps de l’histoire – vertelde tijd (tH):
tijd waarover wordt verteld
• temps du récit – tijd van vertelling (tR):
tijd die het verhaal eraan besteedt
13 Faculteit Letteren
1.2.1 narratologie: basisbegrippen
• histoire H:
geschiedenis of verhaal (Eng: story)
narratieve inhoud wat gebeurde er?
• récit R:
vertelling (Eng.:
discourse): hoe wordt het verhaal verteld?
• séquence narrative:
narratieve sequentie (Eng: plot)
• prolepsis: anticipatie R voor H
• analepsis : retrospectie R na H
• temps/tijd
• temps de l’histoire – vertelde tijd (tH):
tijd waarover wordt verteld
• temps du récit – tijd van vertelling (tR):
tijd die het verhaal eraan besteedt
Kaempfer, K., Micheli, R. (2005). Méthodes et problèmes: la temporalité narrative.
14 Université de Lausanne: Section de français.
Faculteit Letteren
1.2.1 narratologie: basisbegrippen
• histoire H: Par exemple, pour anticiper sur mon séjour en
geschiedenis of verhaal (Eng: story) Normandie j'entendis à Balbec un inconnu que je
narratieve inhoud wat gebeurde er? croisai sur la digue dire: La famille du directeur du
• récit R: ministère des Postes. Or (comme je ne savais pas
vertelling (Eng.: alors l'influence que cette famille devait avoir sur
discourse): hoe wordt het verhaal verteld? ma vie), ce propos aurait dû me paraître oiseux
[...].
• séquence narrative:
narratieve sequentie (Eng: plot) Proust, A la recherche du temps perdu
• prolepsis: anticipatie R voor H prolepsis 1: verteller kondigt belang van het vorige
• analepsis : retrospectie R na H feit aan voor later moment in vertelling “pour
• temps/tijd anticiper”
• temps de l’histoire – vertelde tijd (tH): prolepsis 2: “je ne savais pas alors l’influence”
tijd waarover wordt verteld prolepsis 2
• temps du récit – tijd van vertelling (tR): belangrijker voor verhaal dan
tijd die het verhaal eraan besteedt prolepsis 1
15 Faculteit Letteren
1.2.2 narratieve vertelinstantie
diëgese: het spatio-temporele universum aangeduid door de vertelling
“La diégèse est l’univers spatio-temporel désigné par le récit.”
(Genette 1972: 280) [English: diegesis]

• heterodiëgetisch: verteller maakt geen deel uit van verhaal (vaak alwetend)
• homodiëgetisch: personage is verteller-personage binnen het verhaal
• autodiëgetisch: protagonist en verteller vallen samen

• opgelet:
verteller (verhaaltechnisch) niet verwarren met de auteur (biografische persoon)!

16 Genette, Gérard (1972). Figures III. Paris: Seuil. Faculteit Letteren


1.2.3 focalisatie
relatie tussen
object (gerepresenteerde vertelwerkelijkheid)
en een subject (de positie van de verteller)
• nulfocalisatie
• verteller weet meer dan de personages,
hij kent al hun gedachten en gevoelens en het verloop van het verhaal
(alwetend verteller, narrateur omniscient, bird’s eye perspective)
• « c’est un récit où le narrateur en dit plus que n’en sait chacun des personnages”
• externe focalisatie
• verteller weet minder dan zijn personages,
handelingen en bewegingen worden gevolgd van buitenaf,
• als door het oog van een camera (zien), geen toegang tot hun gedachten en gevoelens
• « le narrateur ne rapporte que les apparences extérieures de l’histoire;
le narrateur tient le lecteur en attente »
• interne focalisatie:
• de verteller denkt en voelt vanuit en weet evenveel als het personage
focus van waarneming komt uit subjectieve bewustzijn van een personage in het verhaal,
• de gedachten en gevoelens van andere personages zijn niet toegankelijk
• focalisation interne fixe: voortdurend zelfde personage of multiple: afwisselende personages

17 Faculteit Letteren
1.2.3 focalisatie: voorbeelden
• alle voorbeelden ontleend aan klassieke Franse roman, voornamelijk 19de
eeuw, of kinderliteratuur
• daarmee tonen we aan
• dat romans in een bepaalde historische periode focalisatietechnieken
binnenbrengt in de roman
• dat focalisatie niet beperkt is tot zeer elitaire vormen van literatuur
• uitdrukkingen in vet zijn focalisateurs: ze brengen een focalisatieshift tot stand

Tsimbidy, Myriam, Enseigner la littérature de jeunesse.


18 Toulouse: Presses Universitaires du Mirail.
Faculteit Letteren
1.2.3 focalisatie – voorbeeld nulfocalisatie
Vers le milieu du mois d'octobre 1829, monsieur Le baron Simon-Jacques Le Perthuis des Vauds était un
Simon Babylas Latournelle, un notaire, montait du gentilhomme de l'autre siècle, maniaque et bon. Disciple
Havre à Ingouville, bras dessus bras dessous enthousiaste de J.-J. Rousseau, il avait des tendresses
avec son fils, et accompagné de sa femme, près d'amant pour la nature, les champs, les bois, les bêtes.
de laquelle allait, comme un page, le premier […] Sa grande force et sa grande faiblesse, c'était la
clerc de l'Étude, un petit bossu nommé Jean bonté, une bonté qui n'avait pas assez de bras pour
Butscha. Quand ces quatre personnages, dont caresser, pour donner, pour étreindre, une bonté de
deux au moins faisaient ce chemin tous les soirs, créateur, éparse, sans résistance, comme
arrivèrent au coude de la route qui tourne sur l'engourdissement d'un nerf de la volonté, une lacune
elle-même comme celles que les Italiens dans l'énergie, presque un vice. Homme de théorie, il
appellent des corniches, le notaire examina si méditait tout un plan d'éducation pour sa fille,
personne ne pouvait l'écouter du haut d'une voulant la faire heureuse, bonne, droite et tendre. Elle
terrasse, en arrière ou en avant d'eux, et il prit le [Jeanne] était demeurée jusqu'à douze ans dans la
médium de sa voix par excès de précaution.[...] maison, puis, malgré les pleurs de la mère, elle fut mise
au Sacré-Coeur. »
(Balzac, incipit de Modeste Mignon, 1844).
(Guy de Maupassant, Une Vie)

19 Faculteit Letteren
1.2.3 focalisatie – voorbeeld externe
La belle se levait à Comme il faisait une chaleur de tente-trois degrés, le boulevard Bourdon se trouvait
quatre heures du absolument désert.
matin, et se Plus bas le canal Saint-Martin, fermé par les deux écluses étalait en ligne droite son eau
dépêchait de couleur d'encre. Il y avait au milieu, un bateau plein de bois, et sur la berge deux rangs de
barriques.
nettoyer la maison
Au delà du canal, entre les maisons que séparent des chantiers le grand ciel pur se
et d’apprêter le découpait en plaques d'outremer, et sous la réverbération du soleil, les façades blanches […]
dîner pour la les quais de granit éblouissaient. Une rumeur confuse montait du loin dans l'atmosphère
famille […] quand tiède ; et tout semblait engourdi par le désœuvrement du dimanche et la tristesse des jours
elle avait fait son d'été. Deux hommes parurent. L'un venait de la Bastille, l'autre du Jardin des Plantes. Le plus
ouvrage, elle lisait, grand, vêtu de toile, marchait le chapeau en arrière, le gilet déboutonné et sa cravate à la
elle jouait du main. Le plus petit, dont le corps disparaissait dans une redingote marron, baissait la tête
clavecin, ou bien sous une casquette à visière pointue. Quand ils furent arrivés au milieu du boulevard, ils
chantait en filant s'assirent à la même minute, sur le même banc.
Pour s'essuyer le front, ils retirèrent leurs coiffures, que chacun posa près de soi ; et le petit
(J.M. Leprince de
homme aperçut écrit dans le chapeau de son voisin : Bouvard ; pendant que celui-ci
Beaumont, La distinguait aisément dans la casquette du particulier en redingote le mot : Pécuchet. » [...]
Belle et la bête) (Flaubert, Bouvard et Pécuchet, 1881)

20 Faculteit Letteren
1.2.3 focalisatie – voorbeeld interne
Frédéric, en face, distinguait Le garçon eut l’impression de voir une île
l'ombre de ses cils. Elle trempait magique: des blocs de pierre noirs tachetés
ses lèvres dans son verre, cassait d’or de détachaient du ciel qui était d’un vert
un peu de croûte entre ses doigts ; transparent. Au sommet de l’île se dressait
le médaillon de lapis-lazuli, attaché un géant les bras tendus vers le ciel, et dans
par une chaînette d'or à son la mer, blanche comme du lait, nageaient les
poignet, de temps à autre sonnait baleines, des requins et d’énormes monstres
contre son assiette. Ceux qui marins. En se rapprochant, Nils comprit que
étaient là, pourtant, n'avaient pas les blocs de pierre étaient des maisons et le
l'air de la remarquer. » [...] géant une église aux tours carrées. Les
(Flaubert, L'Éducation animaux marins étaient des navires.”
sentimentale, 1869). (Sella Lagerlöf, Le merveilleux voyage de
Nils Holgersson)
21 Faculteit Letteren
1.2.4 focalisatieshifts binnen verhaal

• externe focalisatie: werkwoorden van visuele perceptie


• enter geeft scene weer vanuit viewpoint van man.
• gaze visueel externe perspectief van kind,
• mumbling is wat personages horen
• interne focalisatie: felt vanuit de emoties van het kind (indien het gaat om zintuiglijk voelen van de hand,
dan kan dit overigens ook beschouwd worden als externe focalisatie
• nulfocalisatie: “murdering… future“
• we horen dat, maar niet wat de man mompelt, dit laatste wordt aangereikt door de verteller
• inhoud vanuit alwetende perspectief: man betrokken bij moord,
interne perspectief van personages heeft geen toegang tot deze kennis
Renkema, J. (2006). Introduction to discourse studies. Amsterdam & Philadelphia:
22 Benjamins.
Faculteit Letteren
1.2.5 toepassingen focalisatie: film en videogame

algemeen idee specifieke illustraties


• focalisatie is een verteltechniek • de ideeën uit de literaire narratologie
• we kunnen deze overdragen naar worden vaak verplaatst naar het
andere, bij voorbeeld visuele vormen domein van de filmtheorie
van narrativiteit • en van daaruit verder gebruikt in
nieuwe genres, zoals video games

23 Faculteit Letteren
1.2.5 toepassingen focalisatie: film en videogame

24 Faculteit Letteren
1.2.5 toepassingen focalisatie: film en videogame
• focalisatie kan worden doorgetrokken tot
cameraperspectief
• talig
• standpunt scooterbestuurder, die dominant spreekt,
de boer beperkt zich tot korte interventies
• + visueel
• extern standpunt bestuurder
(visuele waarneming)
• intern standpunt bestuurder
(gevoel - verwondering)
• extern standpunt boer
• 2 externe viewpoints worden sequentieel georchestreerd
door regisseur met bird’s eye perspectief
• humoristisch effect door layering van perspectieven: ons
kijkersperspectief uitgebreid van scooter naar boer, hieruit
ontstaat humoristisch effect

25 Faculteit Letteren
1.2.5 toepassingen focalisatie: film en videogame
• nulfocalisatie in bird’s eye perspectief van bovenuit
= objectieve waarneming van het geheel
• gamer kruipt in huid van extern tennispersonage
(Serena Williams, Robert Federer) van waaruit
hij dient te anticiperen op plek waar bal landt, vaak
ontbreekt het de speler aan die visuele expertkennis
• gele spots in spel markeren punten waar tennisexpert bal
denkt te zien landen
= interne focalisatie van het denken van de toptennisser
• ludodiëgese: interactiviteit van speler in game wordt
aangestuurd door de perceptie van focalisatie (Pinchbeck
2007)
• speelmodi switchen focalisaties of perspectieven aan en
af
• ook andere beeldelementen of muziek kunnen
diëgetisch-focaliserende functie hebben

Allison, F. (2015). Whose mind is the signal? Focalization in video game narratives.
26 In DiGRA Conference.
Faculteit Letteren
1.2.5 toepassingen focalisatie: film en videogame
• nulfocalisatie in bird’s eye perspectief van bovenuit
= objectieve waarneming van het geheel
• gamer kruipt in huid van extern tennispersonage
(Serena Williams, Robert Federer) van waaruit
hij dient te anticiperen op plek waar bal landt, vaak ontbreekt
het de speler aan die visuele expertkennis
• gele spots in spel markeren punten waar tennisexpert bal denkt
te zien landen
= interne focalisatie van het denken van de toptennisser
• ludodiëgese: interactiviteit van speler in game wordt
aangestuurd door de perceptie van focalisatie (Pinchbeck 2007)
• speelmodi switchen focalisaties of perspectieven aan en af
(bij het ontbreken ervan krijgen we
nul- of externe focalisatie)
• ook andere beeldelementen of muziek kunnen diegetisch-
focaliserend functie hebben
(dwingende muziek wijst bijvoorbeeld op waarschuwing of
snelheid)

Allison, F. (2015). Whose mind is the signal? Focalization in video game narratives.
27 Faculteit Letteren
In DiGRA Conference.
1.2.5 discoursanalyse en games?
James Paul Gee Astrid Ensslin
• game based learning • textualiteit
(goede) video games versterken leerprocessen van games
t.o.v. klassieke teksten
• 16 positieve aspecten van games
• identiteit: verworven door speler via het personage dat ze “spelen” • lexicon, metaforen en buddylects
• productie: gamer draagt bij tot het verhaal • discourspatronen online gamers
• gesitueerde betekenis van woorden in spelsituaties • onderliggende ideologie
• probleemoplossend denken ras, gender…
• teamgerichte interactie leidt tot delen van kennis
• cross-functionele teams met samenwerking tussen verschillende skills
• performantie gaat vooraf aan competentie
(in tegenstelling tot klassiek leren van taal)
• recenter ook toegepast op sociale media

28
1.3 intertextualiteit
• Dit begrip dook op als een 1.3.1
eigenschap van teksten bij De definitie
Beaugrande & Dressler 1.3.2
• We definiëren het begrip en tonen dialogiciteit in sociaal-diachronische
de doorwerking ervan aan in literaire discourstheorie
en taalkundige vormen van 1.3.3
discourse studies intertextualiteit in literair Peirceaans
• daarbij kijken we naar sleutelauteurs perspectief
• en enkele toepassingen 1.3.4
intertextualiteit in conversatieanalyse
en ideologie
Slembrouck, S. (2011). Intertextuality. In Zienkowski, J., Verschueren, J. (eds.),
29 Faculteit Letteren
Discursive pragmatics (Vol. 8, pp. 251-266). John Benjamins.
1.3.1 intertextualiteit: definitie

• tekst interageert met andere teksten op


twee wijzes
• simultaan
• anterieur
• discours transformeert het immanent
(zelfbesloten) en gesloten karakter van
teksten
d.w.z. structurele betekenis van
tekstproduct
krijgt in andere context nieuwe interpretatie
• diachroon proces van structurering
doorheen verschillende genres eigen aan
interdisciplinaire sociale activiteiten
30 Kristeva, J. (1968). Le texte clos. Langages, (12), 103-125. Faculteit Letteren
1.3.1 intertextualiteit: definitie
eigenschap voorbeeld
• tekst interageert met andere teksten op twee • een debat in Vlaamse media verwijst naar voorbije en
wijzes huidige uitspraken van andere actoren in
maatschappij, wetenschap en politiek, of andere
• simultaan
media
• anterieur
• media integreren partijpolitiek discours van twee
• discours transformeert het immanent politici tijdgenoten in een journalistieke argumentatie
(zelfbesloten) en gesloten karakter van • de verwijzing naar een politieke actor impliceert een
teksten ideologische stellingname hiertegenover
d.w.z. structurele betekenis van tekstproduct (pro/contra/neutraal)
krijgt in context nieuwe interpretatie • deze integratie transformeert de vorm van het
• diachroon proces van structurering doorheen oorspronkelijk discours d.m.v. vertaling van
buitenlandse bronnen
verschillende genres eigen aan
interdisciplinaire sociale activiteiten • fictie verhoudt zich tot de maatschappelijke realiteit
(bv. politieke thriller - politiek)
31 Faculteit Letteren
1.3.1 intertextualiteit:
definitie
voorbeeld
• welke vormen van
intertekstualiteit herken
je zoal?

32 VRT, 13 december 2023 Faculteit Letteren


1.3.1 intertextualiteit: theoretisch gevolg
onderscheid tussen geschreven en gesproken taal vervaagt
onderscheid tussen fictieve en reële stemmen valt weg
er bestaat relatie tussen taalgebruik en ideologie
• geschreven taal:
• ooggetuigenverslag (geeft gesproken verklaringen weer)
• krantenartikel (geeft gesproken of geschreven bronnen weer)
• literatuur
(fictieve stemmen kunnen verwijzen naar woorden van biografische personen)
• gesproken taal:
• indirecte weergave: voert geschreven en gesproken stemmen op

33
1.3.1 intertextualiteit: meer algemeen
• elke tekst kan gezien worden als • Tekstwetenschap is geen losstaande
een sequentie waarin de schrijver discipline binnen de sociale wetenschappen.
(hypothetisch) anticipeert op • Hoe kom je tot die conclusie?
mogelijke vragen van lezer • Als je naar de publicaties kijkt die
verschenen zijn in de TW dan zie je geen of
nauwelijks gemeenschappelijke
• illustratie hiernaast: doelstellingen
linkerbullets zijn tekst • Is dat eigenlijk wel een argument?
rechterbullets zijn de impliciete • En dat is toch het minste dat je zou
vragen van een potentiële lezer verwachten van onderzoekers die in een
waarop tekst anticipeert nieuw onderzoeksveld actief willen zijn
• Er zijn toch criteria voor het bepalen van
een onafhankelijke discipline?

34 Faculteit Letteren
1.3.1 Julie Kristeva:
intertextualiteit als poststructuralisme:
buiten taal en tekst is niets denkbaars
semiotiek symboliek
• Bulgaarse semiotica, vertaalde werk van Bakhtin en • we gaan hier minder in op andere boeiende
Voloshinov in het Parijs van de jaren ‘1969 aspecten van haar werk
• combineerde literaire Russische traditie met de
• link met de psychoanalyse van Lacan: taal is
structuralistische Franse semiotiek
(Benveniste en Jakobson) de (mannelijke) symbolische ruimte waarin
• taaluiting is de combinatie van
het kind zich los van emotionele moederband
• énoncé: de betekenis van het gezegde
ontwikkelt tot sprekend subject
• énonciation: de productieve en dynamische act • maatschappelijke identiteit ontwikkelt zich
van betekenisgeving in context >> ritme, antropologisch volgens deze uitsluiting van
uitdrukking van emotie vrouwelijkheid
• onderscheid rationele en emotionele dimensie van
taal • ontwikkelt zich tot boegbeeld van feminisme
• voorbeeld: ik ben blij en feministische literatuurkritiek

35 Faculteit Letteren
1.3.2 dialogisme
in sociaal-diachronische discourstheorie
Mikhail Bakhtin (1895-1975)
Russisch filosoof en literatuurtheoreticus
verwierf in jaren ’70 faam in Westen
kernbegrippen
• dialogisme: woordbetekenis geen abstracte
woordenboekbetekenis, maar veeleer
geactualiseerd en afhankelijk van historisch-
discursieve situatie
• polyfonie: door auteur georkestreerde
meerstemmigheid
• heteroglossie: talige gelaagdheid van deze
stemmen, ze verwijzen naar diverse sociale
contexten en taalvormen
combinatie van literaire en sociale visie op discours
Bakhtin, M. M. (2010). The dialogic imagination: Four essays (Vol. 1). University of texas
36 Press.
1.3.2 A. Dostojevski’s
romans
• polyfonie of meerstemmigheid, assemblage van
stemmen
• verteller orkestreert stemmen
• elk personage spreekt voor zich (bv.2.3)
• verteller kan hiernaast aanwezig zijn
• auteur vertelt verhaal vanuit deze meerledige
stemmen meer dan vanuit een centrale idee:
1 verteller, 2 hij, 3 ik
• heteroglossie:
• het gelijktijdig vorkomen van stemmen die
toebehoren aan verschillende sociale
perspectieven, weerspiegeld in dialecten,
jargons, taalregisters eigen aan sociale
groepen
• deze gelaagdheid van polyfonie en sociale variatie
verklaart innovatie van Dostojevski’s romans

Vice, S. (1997). Introducing Bakhtin.


37 Manchester University Press.
Faculteit Letteren
1.3.2 dialogiciteit in sociaal-diachronische
discourstheorie: B. institutioneel discours: CDA
Norman Fairclough kernbegrippen
• literaire inspiratie leidde tot taalkundige • discourses
kritische discoursanalyse (CDA) manier op de werkelijkheid te
• ontkoppeling van notie intertextualiteit representeren
• (manifeste) intertextualiteit: • genres
aanwezigheid van teksten in een manieren waarop institutionele actoren
andere tekst discursief interageren via vaste
• constitutieve intertextualiteit, tekstvormen
ook interdiscursiviteit: wijze waarop • styles
een een domein genres uit andere de manier waarop discours en genre
domeinen integreert en gestalte geeft aan identiteit van
hercontextualiseert participanten
38 Faculteit Letteren
1.3.2 dialogiciteit in sociaal-diachronische
discourstheorie: institutioneel discours
genre van old school vacaturebericht
• inhoud
• jobinhoud i.f.v. academisch domein en expertise
kandidaat
• feitelijke benadering: loon i.f.v. anciënniteit en
barema’s
• identiteit
• onpersoonlijke institutionele identiteit
• universitaire identiteit domineert en beschouwd
als bestaand gegeven
• identiteit sollicitant niet gerepresenteerd
• vorm
• onpersoonlijke stijl, passiefconstructies
• lexicale keuzes uit bureaucratische sfeer
Fairclough, N. (1993). Critical discourse analysis and the marketization of public
39 discourse: The universities. Discourse & Society, 4(2), 133-168.
Faculteit Letteren
1.3.2 dialogiciteit in sociaal-diachronische
discourstheorie: institutioneel discours
vacaturebericht nieuwe techuniversiteit
• inhoud
• narratief: impact universiteit op toekomst
• marktdiscours: onderhandelbaar loon,
banden met industrie, reputatiemanagement
• identiteit
• evolutieve institutionele identiteit: build on success
• universitaire identiteit domineert en beschouwd als
bestaand gegeven
• identiteit sollicitant actief gerepresenteerd; deze kan zelf
een bijdrage leveren aan het vakdomein
• vorm
• catchy logo en openingszin
• conversationele toon (we-you, informal, ring)
• promotionele woordkeuze: dynamisme, energie

40 Faculteit Letteren
1.3.2 dialogiciteit in sociaal-diachronische
discourstheorie: institutioneel discours en genre-evolutie
old school vacaturebericht vacaturebericht nieuwe techuniversiteit
• inhoud • inhoud
• jobinhoud i.f.v. academisch domein en expertise • narratief: impact universiteit op toekomst
kandidaat • marktdiscours: onderhandelbaar loon,
• feitelijke benadering: loon i.f.v. anciënniteit en banden met industrie, reputatiemanagement
barema’s • identiteit
• identiteit • evolutieve institutionele identiteit: build on success
• universitaire identiteit domineert en beschouwd als
• onpersoonlijke institutionele identiteit
bestaand gegeven
• universitaire identiteit domineert en beschouwd
• identiteit sollicitant actief gerepresenteerd; deze kan zelf
als bestaand gegeven een bijdrage leveren aan het vakdomein
• identiteit sollicitant niet gerepresenteerd
• vorm
• vorm • catchy logo en openingszin
• onpersoonlijke stijl, passiefconstructies • conversationele toon (we-you, informal, ring)
• lexicale keuzes uit bureaucratische sfeer • promotionele woordkeuze: dynamisme, energie
Fairclough, N. (1993). Critical discourse analysis and the marketization of public
41 discourse: The universities. Discourse & Society, 4(2), 133-168.
Faculteit Letteren
1.3.2 dialogiciteit in sociaal-diachronische
discourstheorie: institutioneel discours
Norman Fairclough voorbeeld
• universiteiten integreren promotionele genres en discursieve
• literaire inspiratie leidde tot taalkundige technieken eigen aan het domein van marketing
exploitatie • marketingdiscours schept nieuwe hegemonie: sociale
• ontkoppeling van notie intertextualiteit verandering bewerkstelligd door discours leidt tot dominante
discursieve positie van neoliberaal marktdenken
• (manifeste) intertextualiteit: • gewijzigde institutionele identiteit: universiteit profileert zich
aanwezigheid van teksten in een als onderneming
andere tekst • nieuwe autoriteitsrelatie tussen werkgever, werknemer-klant

• constitutieve intertextualiteit, • (politieke) kritiek hierop


• negatief: sociale verandering leidt tot toenemende
ook interdiscursiviteit: wijze waarop neoliberalisering van discours
een een domein genres uit andere • positief: alternatieven voor universitair marktdiscours
domeinen integreert en (bv. wijzen op onderzoek naar maatschappelijk activisme en
hercontextualiseert alternatieve discoursvormen)

42 Faculteit Letteren
1.3.3 intertextualiteit in Peirceaans perspectief:
Umberto Eco
Umberto Eco (1932-2016)
• filosoof, mediëvist, semioticus,
cultuurhistoricus, romancier, expert
massamedia
• culturele tekstsemiotiek gebaseerd
op Peirces interpretant
• creatief werk

43 Faculteit Letteren
1.3.3 intertextualiteit in Peirceaans perspectief:
Umberto Eco
• oneindige semiose (Peirce)
interpretant kan teken worden, d.w.z.
een representamen waarop zich
nieuwe interpretant ent
• potentieel oneindige semiose
• combinatie van linguïstische
informatie aangevuld met
culturele interpretatie

44 Eco, U. (1986). Semiotics and the Philosophy of Language. Indiana University Press. Faculteit Letteren
1.3.3 intertextualiteit in Peirceaans perspectief:
Umberto Eco
• oneindige semiose (Peirce)

• betekenis tekst/roman hangt niet alleen af


van structuur van de tekst, maar van
• open betekenis van kunstwerk: betekenis die lezer er actief aan verbindt
culturele betekenissen evolueren
• er bestaat dus geen betekenis zonder
onder invloed van lezers gecontextualizeerde lezer
die nieuwe interpretaties leveren
• encyclopedie van een tekst is niet alleen
in nieuwe historische en/of (socio- gericht op waarheid, maar ook op
culturele) contexten ideologische en fictieve betekenis
• tekstsemiotiek niet beperkt tot hoge cultuur,
maar op integratie populaire en hoge cultuur
Eco, U. (1984). The role of the reader: Explorations in the semiotics of texts.
45 Indiana Bloomington: Indiana University Press.
Faculteit Letteren
1.3.3 intertextualiteit in Peirceaans perspectief:
Umberto Eco
• Vertaling als een vorm van interpretative
• door transcriptie
• binnen een taalsysteem
• tussen taalsystemen
• met variatie in de substantie (typisch:
vertaling
• met mutatie in continuum
• parasynonymie: op het eerste gezicht
synoniemen kunnen wijzen op subtiele
betekenisverschillen
• bv.Naam van de Roos: ketter en afvallige:
verwijzennaar specifieke betekenis in
theologisch debat in de middeleeuwen
46 Eco, Umberto. Experiences in translation. University of Toronto Press, 2000. Faculteit Letteren
1.3.3 intertextualiteit in Peirceaans perspectief:
Umberto Eco
voorbeelden
1. morsebericht
2. binnen 1 taalsysteem
2.1 parafrase
2.2 schaalmodel van gebouw
2.3 muzikale performance van partituur
3 over taalsystemen heen
3.1 vertaling Italiaans-Nederlands
3.1.2 hertaling, adaptatie sprookje ENG-NL
3.1.3 foto van schilderij
3.2.1 tonen lege doos om nieuwe doos te kopen
3.2.2 adaptatie roman-film, of gedicht-muziek

47 Eco, U. (2000). Experiences in translation. University of Toronto Press. Faculteit Letteren


1.3.3 intertextualiteit in Peirceaans perspectief:
Umberto Eco: creatief werk
toepassing theoretische principes De Naam van de Roos
• labyrintische romanstructuur • roman
• vele interpretatieniveaus
• historische roman
• filmadaptatie
• detectiveroman • serie
• filosofisch traktaat
• semiotische reflectie over roman • maar ook
• complexe mix citaten in hoge en lage cultuur talloze andere romans
• rol van de lezer m.b.t. encyclopedie • analyses van massacultuur
• zonder alle lagen te herkennen
• voegt (door schrijver mogelijk onbedoelde)
interpretaties en verwijzingen toe
• postmoderne collage genereert komisch effect

48
een citaat als besluit bij intertekstuele U. Eco
“Tot dusverre had ik gedacht dat elk boek sprak
over menselijke of goddelijke dingen die bestaan
buiten de boeken. Nu kwam ik tot het besef dat
boeken niet zelden over boeken spreken, met
andere woorden dat het is alsof ze met elkaar
spreken. In het licht van deze overweging kwam
de bibliotheek mij nog onrustbarender voor. Het
was dus de plaats van een lange, een
eeuwenlange fluistering, van een onhoorbare
dialoog tussen perkamenten, een levend ding,
een vergaarplaats van niet door een menselijk
brein te beheersen krachten, schatkamer van
geheimen ontsproten aan ontelbare breinen,
geheimen die degenen die ze hadden
geproduceerd of doorgegeven, hadden overleefd.”
(Naam Van de Roos, p. 300/301)

49 Faculteit Letteren
1.3.4 intertextualiteit in pragmatiek en ideologie

Valentin Voloshinov (1895-1936)


• Russisch linguïst, grondlegger van
literaire theorie en marxistische
ideologie
• kernbegrippen
• verbale interactie
• ideologie en hegemonie
• voorloper van poststructuralisme,
met politieke spin-off

Voloshinov, V. (1973). Marxism and the Philosophy of Language.


50 Harvard University Press
Faculteit Letteren
1.3.4 intertextualiteit in pragmatiek en ideologie

Valentin Voloshinov (1895-1936)


• Russisch linguïst, grondlegger van begripsbetekenis in interactie =
literaire theorie en marxistische receptie + respons
ideologie van minimaal 2 participanten
• kernbegrippen
• reported speech in interactie
• ideologie en hegemonie
• voorloper van poststructuralisme,
met politieke spin-off

Voloshinov, V. (1973). Marxism and the Philosophy of Language.


51 Harvard: Harvard University Press
Faculteit Letteren
1.3.4 intertextualiteit in pragmatiek en ideologie
John Du Bois
eigentijdse variant hierop
kernbegrippen
• dialogische syntaxis
dialogic syntax
• tussen conversationele taaluitingen treedt
structurele overlap op
• resonantie
resonance
• de activering van affiniteiten tussen
taaluitingen
(structureel en semantisch)

52 52 Du Bois, J. W. (2014). Towards a dialogic syntax. Cognitive Linguistics, 25(3), 359-410.


1.3.4 intertextualiteit in pragmatiek en ideologie
mogelijke clash tussen
Valentin Voloshinov (1895-1936) • hegemonie:
• Russisch linguïst, grondlegger van dominant-repressief discours dat
literaire theorie en marxistische betekenissen en interpretaties oplegt
ideologie • counterhegemonie
• kernbegrippen aanvechting hiervan
• reported speech in interactie
• teksten als ideologische strijd
• ideologie en hegemonie
• creëren of opleggen van consensus
• voorloper van poststructuralisme, • uitvlakken van verzet
met politieke spin-off op
mediatheorie
Voloshinov, V. (1973). Marxism and the Philosophy of Language.
53 Faculteit Letteren
Harvard University Press
1.3.4 intertextualiteit in conversatieanalyse en
ideologie
Valentin Voloshinov (1895-1936)
• Russisch linguïst, grondlegger van • positie van media in ideologische strijd
literaire theorie en marxistische • passieve reflectie van hegemoon discours
ideologie (mediagroepen in handen van economisch
leidende klasse
• kernbegrippen • activistische journalistiek
• reported speech in interactie • wijzen op counterhegemoon discours
• ideologie en hegemonie • zelf counterhegemonie of alternatief
maatschappijbeeld formuleren
• voorloper van poststructuralisme, • ambigue positie sociale media
met politieke spin-off op • toeteren van hegemone positie
mediatheorie • haard van counterhegemoon verzet
Voloshinov, V. (1973). Marxism and the Philosophy of Language.
54 Harvard University Press
Faculteit Letteren
1.3.5 intertextualiteit: belang voor discourse
studies •
1.3.1 kerneigenschap van teksten
definitie • overstijgt een traditionele onderscheid
1.3.2 tussen
dialogiciteit in sociaal-diachronische • soorten taal
discourstheorie • geschreven vs. gesproken taal
1.3.3 • literair vs. gesproken taal
intertextualiteit in literair Peirceaans • taalkunde versus sociale wetenschap
perspectief • taalkunde versus cultuur
1.3.4 • taalkunde, media en politieke ideologie
intertextualiteit in conversatieanalyse • verruiming discoursobjecten naar
en ideologie
• intrasemiotische genres
• intersemiotische, multimodale genres
Voloshinov, V. (1973). Marxism and the Philosophy of Language.
55 Harvard University Press
Faculteit Letteren
1.4 narratief in de sociolinguïstische benadering
• belang van persoonlijke, niet-literaire voorbeeld: sociale media
verhalen • met selfies construeren meisjes identiteit
• organisationeel perspectief: • sms of Facebook-berichten reguleren
narratieven reflecteren de sociale relaties via gecondenseerde
socioculturele representatie van de autobiografische narratives over
voorbije en toekomstige ervaring alledaagse toestanden
• micro-sociologische positionering en • vorm boodschap aangestuurd door
identiteitsconstructie in discours technologische beperkingen (affordances)
berust meer op narratie dan op bv. aantal karakters
argumentatie
• in luik 2 verkennen we het
argumentatief karakter van discours
Georgakopoulou, A. (2015). Small stories research ,In Anna de Fina/Alexandra
56 Faculteit Letteren
Georgakopoulou (Eds.), The Handbook of Narrative Analysis. Chichester, 255-271.
1.4.1 CAE of (collaboratieve auto)etnografie
als sociolinguïstisch gegeven
• etnografen bestuderen discours en taalgebruik eigen • referentiestudie over onderzoekers in sociale
aan specifieke (sub)communities of subculturen, via wetenschappen die tijdens pandemie niet aan
verhale verteld door leden van die gemeenschap veldonderzoek en interactieanalyse kunnen doen
• reflexiviteit: onderzoeker vertrekt niet vanuit een • CAE leidt tot collectieve zelfreflectie: onderzoeker is zowel
eigen narratief, maar staat open voor de wereld zoals subject als object van onderzoek
die in een onbekende community wordt vormgegeven • voordelen:
• een heel specifieke vorm is dan het eigen, • groepsdynamiek reduceert individuele subjectieve
uitgesponnen narratief van een auteur die vertelt bias
vanuit zijn/haar lidmaatschap van een community, • kan gebruikt worden in uiteenlopende sociale
soms ook collaboratief (samenwerking tussen domeinen, bv. reflective op onderwijs
meerdere leden)
• nadelen:
• verschillende tijdsperspectieven en methodes:
• subjectiviteit blijft niet uitgesloten
langdurige participerende vormen van observatie,
interviews (veelal semi- of ongestructureerd, om bias • ethische confidentialiteit van persoonlijke ervaringen
te vermiden), soms ook korte (enkele weken) snelle dient bewaakt
evalutiemethodes (rapid ethnographic assessment • betrouwbaarheid en reproduceerbaarheid van
methods) onderzoek soms moeilijk te beoordelen
57 Roy, Rituparna, and Shinya Uekusa. “Collaborative Autoethnography: ‘Self-Reflection’ as a Timely Alternative
Research Approach during the Global Pandemic.” Qualitative Research Journal 20, no. 4 (2020): 383–92.
1.4.2 storytelling in organisaties
• gebruik van verhalen gebracht door enkele voorbeelden
medewerkers binnen organisaties, het • bedrijfsblad brengt verhalen van medewerkers over hun ervaringen met
wetenschappelijk onderzoek dat hervormingen en veranderingsprocessen in het bedrijf
verhalen gebruikt als • marketingcommunicatie:
onderzoeksmethode en bestudeert klanten brainstormen via een wedstrijd met het bedrijf over de aard en
wenselijkheid van toekomstige producten
• communicatiestrategie: betrekt • stadsmarketing en immaterieel erfgoed: de geschiedenis van een gebouw of
doelgroepen en maakt doelstellingen wijk wordt verteld vanuit het perspectief van burgers vroeger en nu
van organisaties meer doorleefd • geschiedenis van ontspanning, verzet en en jodenvervolging in het
• zowel in commerciële omgevingen, non- Harmoniepark, via een multimodale podcast met luisterverhalen met
stadshistoricus en getuigen, te beluisteren op Spotify)
profit, activistische settings • struikelstenen in Deurne-Noord: stadschroniek en stadswandeling via app,
• werknemers geven via verhalen vorm QR-codes geven toegang tot verhalen en herdenking van jodenvervolging,
aan de corporate identity van hun ook via brieven uit archieven, en getuigenissen van familieleden.
• Positief en traumatisch verleden wordt deel van erfgoed en kan leiden tot
organisatie
verwerking en verbinding (bv. met recente groepen in de stad die
• ook hier zijn interdisciplinaire en slachtoffer worden van vervolging)
collaboratieve vormen denkbaar, bv. via • stad wordt minder een reeks gebouwen en wijken als een groep
sociale media: historici, marketeers en gemeenschappen met (eigen of gedeelde) narratieven en verhalen
burgers werken samenn over generaties • komt bijvoorbeeld aan bod in de MA meertalige communicatie en journalistiek,
heen narrativiteit is dus niet beperkt tot MA Vertalen of Tolken
Verhalen uit Harmonie | Cultuur | District Antwerpen | Overzicht | Antwerpen.be
58
https://www.antwerpen.be/info/65f16261ecc08014db05a5f0/struikelstenen-in-deurne
struikelstenen in Deurne: presentatievideo

59
1.4.3 storytelling als (multicultureel) activisme
• verhalen gaan over sociale en • gebruik van verhalen toont realiteit van
ecologische rechtvaardigheid sociale ongelijkheid op plekken waar natuur
bedreigd wordt
• verhalen maken culturele uitwisseling
• communities leren reflecteren over hoe
mogelijk, wanneer mensen in een ecologische schade aan hun ecosystemen
andere taal het perspectief van een de levenskwaliteit van hun gemeenschap
andere cultuur vertellen bedreigt, op plekken waarover
wetenschappelijke kwantitatieve data
• mensen met diepgaande kennis over
ontbreken
een gemeenschap worden getraind in
• of waar ecologie herleidt wordt tot een
het vertellen van verhalen en kunnen
industrieel-economische of biologisch-
zo activisten worden die een klimatologische discussie
onbekende gemeenschap
• past in activistische agenda over socio-
vertegenwoordigen en verdedigen ecologische rechtvaardigheid en gelijkheid
60 Houston, D., & Vasudevan, P. (2018). Storytelling environmental justice: cultural studies approaches. In R. Holifield, J.
Chakraborty, & G. Walker (Eds.), The Routledge Handbook of Environmental Justice (pp. 241-251). London: Routledge.
1. narratieve theorie

1.1 over sprookjes en vertelfuncties


1.2 narratologie
1.3 intertextualiteit
1.4 sociolinguïstische benadering

You might also like