Professional Documents
Culture Documents
Lesbrief Jong & Oud
Lesbrief Jong & Oud
Lesbrief Jong & Oud
Aantekening 1: Gevangenendilemma
Leerdoelen:
Je kunt aan het einde van de les:
De dominante strategie van een partij
bepalen
Bepalen of er een gevangenendilemma
is
Een gevangenendilemma oplossen
Gevangenendilemma
Spelregels:
Linkercijfer: rijspeler
Rechtercijfer: kolomspeler
Belangrijk begrip:
Dominante strategie: De keuze die een partij maakt, ongeacht de keuze die
de ander maakt.
Ezelsbruggetje:
Dominante strategie: ongeacht
de keuze van de ander is het
voor .... beter om .... te doen,
want .... is beter dan .... en ....
is beter dan ....
Voorbeeld opdracht Gevangenendillema (3 tot 5 min de tijd)
Gevangenendilemma oplossen
Het gevangenendillema (niet-optimale uitkomst) kan je oplossen door een
bindende afspraak waarmee je op een optimale uitkomst komt.
Bindende afspraak: een afspraak waar je (juridisch) niet van af kunt of niet
onderuit kunt. (belasting betalen)
-> Wanneer een van de partijen zich niet aan de gemaakte afspraak houdt
kan een boete volgen.
2 losse begrippen bij gevangenendilemma
• Bij zelfbinding ‘bindt’ een partij zich vrijwillig aan het maken
van een bepaalde keuze.
Leerdoelen:
Je kunt aan het einde van de les:
Het begrip ruilen over de tijd incl. rente
beschrijven
De drie spaarmotieven benoemen
De drie leenmotieven benoemen
Bespreken 1.5 en 1.13
Pak opdracht 1.5 en 1.13 erbij om het huiswerk te bespreken
Nog andere vragen over het huiswerk 1.1 t/m 1.13
Voorbeeld gevangenendilemma
Ruilen over de tijd
Door te lenen of te sparen kan inkomen en koopkracht verschuiven tussen
heden en toekomst. Gezinnen doen dat wanneer ze bijvoorbeeld een huis
kopen of sparen voor hun pensioen. Inflatie tast de koopkracht van geld
aan, waardoor sparen minder aantrekkelijk wordt.
De prijs die deze ruil bepaalt is dus de rente, want de rente is van invloed op
het spaargedrag en het leengedrag.
Ruilen over de tijd
Ruilen over de tijd (= intertemporele ruil): Het uitstellen of vervroegen
van consumptie.
-> In je antwoord moet consumptie staan!
• Zekerheidsmotief
Sparen uit voorzorg voor onverwachte uitgaven
• Doelmotief
Sparen voor een doel, bijvoorbeeld een huis
• Vermogensmotief
Sparen om je vermogen te vergroten door de rente die je ontvangt op
je spaarrekening (hoe hoger de rente, hoe sneller dit gaat)
Leenmotieven
Redenen om te lenen (= leenmotieven):
Leerdoelen:
Je kunt aan het einde van de les:
Benoemen wat stroom- en voorraadgrootheden
zijn
Het verband tussen stroom- en
voorraadgrootheden benoemen
Uitleggen waarom studeren ruilen over de tijd is
Bespreken 2.6
Pak opdracht 2.6 erbij om het huiswerk te bespreken
Nog andere vragen over het huiswerk van 2.1 t/m 2.8
Voorraadgrootheid
Studielening
Extra uitgaven
creëren schulden
Studieschuld
Op de lange termijn
verhoogt deze
investering je
menselijk kapitaal
Menselijk kapitaal
Hierdoor vergroot
je je kans op een
hoger inkomen op
lange termijn Verdiencapaciteit
Opdrachten maken
Tijd? Einde lesuur.
Leerdoelen:
Je kunt aan het einde van de les:
De inkomstenbelasting berekenen
Het gemiddelde heffingstarief berekenen
Het marginale heffingstarief bepalen
Bespreken 2.10 en 2.16
Pak opdracht 2.10 en 2.16 erbij om het huiswerk te
bespreken
Nog andere vragen over het huiswerk 2.9 t/m 2.11 + Zelftest
2.15 en 2.16
Soorten belasting
De overheid heeft geld nodig om alle uitgaven te
kunnen financieren. Daarom heft de overheid belasting.
Belasting
Indirect (op
Direct (op naam) producten en
diensten)
• Loonheffing • Btw
• Vennootschapsbelasting • Accijns
Inkomstenbelasting
De berekening van de inkomstenbelasting is een controle over het afgelopen
jaar. De belastingbetaler berekent hoeveel belasting hij het afgelopen jaar had
moeten betalen.
Leerdoelen:
Je kunt aan het einde van de les:
De verschillen tussen de verschillende
belastingstelsels benoemen
De begrippen nivelleren en denivelleren
toepassen
Bespreken 3.3
Pak opdracht 3.3 erbij om het huiswerk te bespreken
Nog andere vragen over het huiswerk 3.1 t/m 3.6 + stencil 2
en 3
Degressief tarief
Degressief tarief
• Tarief waarbij hogere inkomens procentueel minder belasting
betalen.
• Een dalend percentage aan belasting voor hogere inkomens.
Proportioneel tarief
Proportioneel tarief:
• Tarief waarbij iedereen procentueel evenveel belasting betaalt.
• Hetzelfde percentage aan belasting voor iedereen. Hierdoor blijft de
gemiddelde belastingdruk gelijk als je meer gaat verdienen.
Progressief tarief
Progressief tarief
• Tarief waarbij hogere inkomens procentueel meer
belasting betalen.
• Een stijgend percentage aan belasting voor hogere
inkomens. Hierdoor stijgt de gemiddelde belastingdruk
als je meer gaat verdienen. Dit is het
belastingstelsel
waar Nederland
voor gekozen heeft.
Nivelleren en denivelleren
Leerdoelen:
Je kunt aan het einde van de les:
De Lorenzcurve op een correcte manier tekenen
De Lorenzcurve lezen en analyseren op de vorm
van de bolling
Bespreken 3.13
Pak opdracht 3.13 erbij om het huiswerk te bespreken
Nog andere vragen over het huiswerk 3.7 t/m 3.14
Lorenzcurve
De Lorenzcurve ziet er als volgt uit:
Lorenzcure:
Grafische weergave
van de primaire of
secundaire
inkomensverdeling in
een land.
Lorenzcurve
Leerdoelen:
Je kunt aan het einde van de les:
Het verschil tussen primair- en secundair inkomen
beschrijven
Het verschil tussen een primaire en een
secundaire Lorenzcurve schetsen
Bespreken 4.1
Pak opdracht 4.1 erbij om het huiswerk te bespreken
Nog andere vragen over het huiswerk 4.1 t/m 4.5
Primair inkomen
Leerdoelen:
Je kunt aan het einde van de les:
De leerdoelen van H4 over de Lorenzcurve
behalen
Een gevangenendilemma correct oplossen
Bespreken 4.7
Pak opdracht 4.7 erbij om het huiswerk te bespreken
Nog andere vragen over het huiswerk 4.6 t/m 4.10
Oefenopdracht: Schrijf het antwoord op de
volgende vraag in je schrift, zonder te overleggen.
Opdrachten maken
Tijd? Einde lesuur.
Aantekening 9: Consumentenprijsindex
Leerdoelen:
Je kunt aan het einde van de les:
Het begrip hypotheek omschrijven
De netto woonlasten berekenen
Rekenen met het consumentenprijsindexcijfer
Bespreken 4.16
Pak opdracht 4.16 erbij om het huiswerk te bespreken
Nog andere vragen over het huiswerk 4.11 t/m 4.17
Kopen of huren?
Voor het kopen van een huis moeten de meeste mensen geld lenen. Dat
gebeurt in de vorm van een hypothecaire lening. Het huis dient bij zo’n
hypothecaire lening als onderpand.
Leerdoelen:
Je kunt aan het einde van de les:
Je kunt de invloed van het inkomen en de prijzen
op de koopkracht beschrijven
Je kunt de stijging/daling van de koopkracht
berekenen
Bespreken 5.7 en 5.8
Pak opdracht 5.7 en 5.8 erbij om het huiswerk te bespreken
Nog andere vragen over het huiswerk 5.1 t/m 5.8
Veranderen van de koopkracht
Prijsveranderingen hebben invloed op je koopkracht. Koopkracht:
De hoeveelheid
goederen en
Prijzen Prijzen diensten die je met je
inkomen kunt kopen.
(inflatie) (deflatie)
Inflatie:
Het stijgen van de
prijzen van goederen
en diensten.
Koopkracht* Koopkracht*
Deflatie:
Het dalen van de
*Let op: alleen als het inkomen prijzen van goederen
niet, of minder hard mee verandert! en diensten.
Veranderen van de koopkracht
Inkomensveranderingen hebben ook invloed op je koopkracht. Nominaal inkomen:
-> Koopkracht wordt ook wel het reële inkomen genoemd. Het inkomen dat je in
euro’s verdient.
Reëel Reëel
inkomen* Inkomen*
Leerdoelen:
Je kunt aan het einde van de les:
Het verband tussen risico’s en verzekeren
behandelen
Het verschil tussen goede- en slechte risico’s
benoemen
Het begrip moreel wangedrag omschrijven
Bespreken 5.10
Pak opdracht 5.10 erbij om het huiswerk te bespreken
Nog andere vragen over het huiswerk 5.9 t/m 5.11 + zelftest 5.12 t/m
5.14
Verzekeren
Verzekeren:
Je kunt je tegen risico’s verzekeren.
Het tegen betaling
overnemen van het
Je betaalt dan een premie aan een verzekeringsmaatschappij, financiële risico op
die het risico van je overneemt. schade van een
verzekerde door een
verzekeraar.
Je maakt afspraken met de verzekeringsmaatschappij:
Premie:
Hoe hoog is de premie? Betaling van de
verzekerde voor het
Welke schade is gedekt? verkrijgen van een
verzekering.
Welk bedrag krijg je uitgekeerd?
Wat zijn de voorwaarden? Polis: Contract dat
dient als bewijs van
een verzekering.
Dit staat allemaal op je verzekeringspolis.
Risico-avers
Leerdoelen:
Je kunt aan het einde van de les:
Het begrip informatie asymmetrie beschrijven
Het begrip averechtse selectie omschrijven
De maatregelen eigen risico en premie-
differentiatie beschrijven
Bespreken 6.3 en 6.6
Pak opdracht 6.3 en 6.6 erbij om het huiswerk te bespreken
Nog andere vragen over het huiswerk 6.1 t/m 6.7
Averechtse selectie
Stel een verzekeraar vraagt aan iedereen dezelfde premie
- Goede risico’s kunnen deze premie te hoog vinden en gaan
weg
- Slechte risico’s blijven zitten, want hebben de verzekering nodig
Moreel wangedrag
Verzekeraars moeten hierdoor
vaker schade uitkeren.
Schade-uitkeringen
Om geen verlies te
draaien, zal de premie
per verzekerde ook
stijgen. Hierdoor stijgt het gemiddelde
Premie schade-uitkering, waardoor de
premie verder stijgt.
‘Goede risico’s’ gaan weg,
‘slechte risico’s’ blijven achter.
Averechtse selectie
Financiële risico’s van averechtse selectie beperken
Eigen risico: Het gedeelte van de schade dat door de verzekerde zelf moet worden
betaald.
Premie differentiatie: ‘Slechte risico’s’ moeten daardoor een hogere premie betalen
dan de ‘goede risico’s’.
Dwang van de overheid: een verzekering worden voor iedereen verplicht gesteld
(zorg)
Opdrachten maken
Tijd? Einde lesuur.
Leerdoelen:
Je kunt aan het einde van de les:
Uitleggen hoe asymmetrische informatie kan leiden tot
meer schade uitkeringen
Uitleggen hoe een eigen risico kan leiden tot een
premiedaling
Uitleggen hoe premie-differentiatie kan leiden tot een
lagere premie
Uitleggen hoe een acceptatieplicht kan leiden tot een
verdwijning van averechtse selectie
Bespreken 6.7, 6.8 en 6.9
Pak opdracht 6.7, 6.8 en 6.9 erbij om het huiswerk te
bespreken
Nog andere vragen over het huiswerk 6.8 t/m 6.12
Verbanden
Er bestaat asymmetrische informatie
=
->
->
=
De schade uitkeringen nemen toe
Verbanden
Er wordt een eigen risico ingevoerd
=
->
->
->
=
De gevraagde premie gaat dalen
Verbanden
Er wordt premie differentiatie ingevoerd
=
->
->
=
De gevraagde premie gaat dalen
Verbanden
Er wordt een acceptatieplicht ingevoerd
=
->
->
=
De verhouding goede/slechte risico’s goed
Opdrachten maken
Tijd? Einde lesuur.
Leerdoelen:
Je kunt aan het einde van de les:
Het omslagstelsel uitleggen
Het kapitaaldekkingsstelsel uitleggen
Uitleggen uit welke onderdelen de oude dag
bestaat
Bespreken 6.14 en 6.15 a, b en c
Pak opdracht 6.14 en 6.15 a, b en c erbij om het huiswerk te
bespreken
Nog andere vragen over het huiswerk 6.13 t/m 6.16
Geld voor je oude dag
Als je 67+ bent en klaar met werken wil je natuurlijk ook inkomen
hebben om te consumeren, maar hoe?
Verdeling in de bevolking
• Actieven: zijn mensen die betaald werk verrichten.
2. Aanvullend pensioen
1. AOW (basispensioen)
Oefenopdracht passend bij H2 en H7
Leerdoelen:
Je kunt aan het einde van de les:
De drie onderdelen van het pensioen benoemen
Het risico van aandelen en obligaties beschrijven
Bespreken 7.3, 7.4 en 7.5
Pak opdracht 7.3, 7.4 en 7.5 erbij om het huiswerk te
bespreken
Nog andere vragen over het huiswerk 7.1 t/m 7.6
Je oude dag uitbreiden deel 3
3. Eigen middelen
2. Aanvullend pensioen
1. AOW (basispensioen)
Extra sparen via eigen middelen
1. Je zit altijd vast aan het gedwongen sparen wat van je loon
afgaat naar het pensioenfonds
Beleggen
Aandelen Obligaties
Als je een obligatie koopt, leen je eigenlijk geld uit aan de uitgever, meestal de
overheid of een bedrijf. In ruil krijg je op regelmatige tijdstippen een rentevergoeding
en je kan koerswinst behalen.
Verbanden
De vergrijzing neemt toe
=
->
->
->
=
Verhoging van de AOW-leeftijd wordt noodzakelijk
Opdrachten maken
Tijd? Einde lesuur.
Leerdoelen:
Je kunt aan het einde van de les:
Uitleggen wat er met intertemporele ruil wordt
bedoeld
Uitleggen wat de verzorgingsstaat inhoud
Uitleggen wie netto ontvangers en netto betalers
zijn
Bespreken 7.7, 7.8 en 7.9 a, b en c
Pak opdracht 7.7, 7.8 en 7.9 a, b en c erbij om het huiswerk
te bespreken
Nog andere vragen over het huiswerk 7.7 t/m 7.13
Ruilen over de tijd
Ruilen over de tijd (= intertemporele ruil): Het uitstellen of vervroegen
van consumptie.
-> In je antwoord moet consumptie staan!
Leerdoelen:
Je kunt aan het einde van de les:
Uitleggen wat het profijtbeginsel inhoud
Uitleggen hoe de generatie van nu economisch
van invloed is op toekomstige generaties
De uitdagingen van duurzame economische groei
uitleggen
Bespreken 8.1 en 8.2
Pak opdracht 8.1 en 8.2 erbij om het huiswerk te bespreken
Nog andere vragen over het huiswerk 8.1 t/m 8.4
Profijtbeginsel
• Een ander uitgangspunt is het profijtbeginsel: ieder betaalt naar
gelang het gebruik van de overheidsvoorzieningen.
• Dit houdt in dat voor overheidsvoorzieningen een prijs wordt
vastgesteld die de gebruiker moet betalen
-> Zoals collegegeld voor studenten of de betaling voor een
paspoort.
Overdrachten tussen generaties en welvaart
=
Financiering oudedagvoorziening wordt problematisch
Opdrachten maken
Tijd? Einde lesuur.
Goede risico’s mensen die relatief weinig schade hebben of ziek Verplichte
worden en zo de verzekeringsmaatschappij weinig kosten. solidariteit:
Zowel de goede als
de slechte risico’s
Slechte risico’s mensen die relatief veel schade hebben of ziek moeten meebetalen
worden en zo de verzekeringsmaatschappij veel kosten. aan de verzekering
waardoor de premies
laag blijven.
Soms heb je geen keuze, bepaalde verzekeringen zijn verplicht
gesteld door de overheid:
Om mensen tegen hoge schades te beschermen (auto)
Om te voorkomen dat te weinig mensen (goede risico’s) zich Verplichte
verzekeren en er te weinig premie-opbrengsten zijn om uit te solidariteit
keren aan de slechte risico’s (ziektekosten).
Financiële risico’s beperken
Eigen risico
Verzekerden claimen minder
schades omdat ze een deel
zelf moeten betalen.
Moreel wangedrag
De gemiddelde schade-
uitkering per verzekerde
daalt hierdoor.
Schade-uitkeringen
Premie
Premie-differentiatie
Premie-differentiatie
‘Goede risico’s’ betalen een Bij premie-differentiatie
lagere premie en zijn minder betalen ‘goede risico’s’ een
geneigd de verzekering op te lagere premie en ‘slechte
zeggen. risico’s’ een hogere
Averechtse selectie premie.
Meer verzekerden, dus
de gemiddelde schade-
uitkering daalt.
Gemiddelde
schade-uitkering
Als de schade-uitkering per
verzekerde daalt, kan ook de
premie dalen.
Premie
Intertemporele ruil
• Elke keer wanneer we lenen of sparen verplaatsen we een deel
van onze koopkracht in de tijd.
->Door te sparen heb je in het heden minder koopkracht, maar
daardoor kun je in de toekomst méér kopen.
-> Lenen zorgt ervoor dat je in het heden meer kunt kopen, maar
in de toekomst moet je terug betalen waardoor je dan minder
kunt kopen.